zondag 25 mei 2014

Interview Financiële Telegraaf

’In Nederland was ik nooit in vastgoed terecht gekomen, hier kan ik er induiken’

STENEN HUIS VOOR NIEUWE MIDDENKLASSE

NATAL - Bewoners van de favela’s, de roemruchte Braziliaanse sloppenwijken, kunnen hun eerste echte stenen rijtjeshuis kopen, mede dankzij de Nederlandse vastgoedondernemer Boudewijn Rooseboom (37). Met Stonerose Property ontwikkelt hij sociale woningbouwprojecten in Natal, in het noorden van het uitgestrekte Zuid-Amerikaanse land. Honderden woningen heeft het bedrijf fal gebouwd voor de opkomende middenklasse.

„Na negen jaar voelt dit land inmiddels als thuis, maar ik denk nog steeds niet als een Braziliaan. Als ik had geweten welke tropenjaren mij te wachten stonden, was ik er nooit aan begonnen”, zegt Rooseboom met een lach.

Verwacht van hem geen hosannaverhalen over zakendoen in Brazilië. „Zo eenvoudig is dat niet”, stelt de ondernemende Nederlander die steeds met een kritisch oog de ontwikkelingen in zijn tweede vaderland volgt. „Alles gaat hier anders dan wij gewend zijn. De Nederlandse maatschappij is behoorlijk transparant, wij vertrouwen in de basis elkaar. In Brazilië heerst echter een chronisch wantrouwen. Om zaken te kunnen doen, moet je die argwaan eerst wegnemen. Dat kost tijd. Veel tijd. Investeren in relaties is daarbij belangrijk.”


Hij vervolgt: „Als Nederlander kun je hier werkelijk knettergek worden. Dingen die bij ons in vijf minuten geregeld zijn, kunnen in Brazilië gerust een week in beslag nemen voordat het in orde is. Er wordt wel beweerd dat Brazilianen zo creatief zijn, maar dat is volgens mij vooral noodzaak, omdat ze voortdurend pleisters moeten plakken op problemen die in Nederland niet eens bestaan. Dit land is extreem bureaucratisch georganiseerd. Je moet voordurend schakelen, maar helaas schakel je veelal in z’n achteruit. Elke keer weer zak je door de bodem. Er is geen basis, geen vangnet en vaak ook geen informatie.”
Zelfs instanties als een bank zijn vaak moeilijk bereikbaar. „Om een voorbeeld te noemen: als ik een mailtje naar mijn bankmanager stuur, krijg ik geheid het bericht onmiddellijk terug, omdat de mailbox van de manager steevast vol zit. Ook hier is persoonlijk contact dan de oplossing. Facebookvrienden worden met de bankmanager helpt. Via het sociale netwerk krijg ik doorgaans namelijk wel meteen antwoord van hem op al mijn vragen.”

Bijna tien jaar geleden vertrok Rooseboom voor het eerst naar Brazilië. „Ik vond Nederland een beetje saai en te aangeharkt”, vertelt hij. „Ik hield veel van reizen, was al eens met de motor van Vuurland naar Alaska gereden, en het zonnige klimaat in Zuid-Amerika trok me wel aan. Via via kende ik iemand die bezig was een pousada, een hotel op te richten. Die vroeg of ik kon helpen. Dat leek me wel wat.”
Tien maanden werkte hij in het hotel in Fortalezza. „Eenvoudig was het niet”, geeft Rooseboom toe. „Ik sprak de taal niet, had geen financiële middelen, kende er verder niemand. Dat had ik behoorlijk onderschat. Bovendien vond ik het werk, dat voortdurend uit problemen oplossen bestond, te beperkt en eentonig. Ik wilde wat anders en ben naar Rio de Janeiro vertrokken. In een natuurpark nabij Rio heb ik vanuit het niets een pizzeria opgebouwd.”

Net toen zijn zaak na anderhalf jaar hard werken goed begon te lopen, werd hij overvallen. „Het was een gewapende overval, heel heftig, waarbij ook een klant om het leven kwam. Later bleek het dat de daders het vooral op hem gemunt hadden en niet zozeer op mij, maar goed, ik vroeg me wel af: Wat doe ik hier? Uiteindelijk heb ik het restaurant verkocht en ben ik in de consultancy business terecht gekomen. Ik heb een economische achtergrond en Brazilië was helemaal hot onder investeerders en ondernemers. Via het bedrijf Access Latin America begeleidde ik bedrijven en ondernemers die de Braziliaanse markt wilden betreden. Zo ben ik onder meer een tijd actief geweest voor een Russische bedrijf dat hijskranen exporteerde naar Brazilië.”

„Maar het diplomatieke spel dat consultancy ook is, is mij niet op het lijf geschreven. Ik ben veel meer ondernemer dan dat ik goed handjes kan schudden en kaartjes uitdelen. Uiteindelijk kwam ik via een groep investeerders in contact met vastgoed. Ik wist helemaal niets van vastgoed. Maar – en dat is het mooie van Brazilië – in dit land is alles nog vrij en onontgonnen en dat schept mogelijkheden. In Nederland was ik nooit in de vastgoedwereld terecht gekomen, hier kon ik er helemaal induiken.”

Samen met een ingenieur uit Natal, die al aan het bouwen was, stapte Rooseboom in het ’Minha Casa, Minha Vida’ (mijn huis, mijn leven) programma van de Braziliaanse overheid. „Met dit project wordt de lage middenklasse aan een eerste huis geholpen”, legt de Nederlander uit. „Mijn compagnon wist hoe je een huis moest bouwen, ik beheerde de financiën. Twee jaar geleden zijn we echter – zonder ruzie – uit elkaar gegaan. In het aannemersbedrijf Tecnofab heb ik opnieuw een goede partner geworden. Ook met hen kan ik lezen en schrijven.”

Dat zijn bedrijf een sociale component heeft, omdat het uitsluitend huizen bouwt voor mensen die zich opgewerkt hebben uit de sloppenwijken, doet hem goed. Maar het is niet de belangrijkste drijfveer voor Rooseboom, zegt hij eerlijk. „Ik kan niet ontkennen dat ik en ook mijn investeerders eerst kijken naar het rendement. Het draait toch om de centjes. Zelf heb ik ook niet de financiële middelen om filantropisch aan de slag te gaan. Niettemin ben ik er trots op dat we goede huizen bouwen, geen rommel. Al is het moeilijk om in Brazilië goede vakmensen, zoals schilders, te vinden. Personeel is hier nog niet op kwaliteit gericht. Als aannemer moet je er echt bovenop zitten.”

„Wij bouwen nu nog kleinschalige projecten van steeds 25 tot 50 huizen. Doorgaans geschakelde rijtjeswoningen. Heel eenvoudig en conventioneel. Het zou mooi zijn als we over een aantal jaar ook flats met 500 appartementen kunnen realiseren, buiten het overheidsprogramma om”, zegt Rooseboom. „Hoewel met name in de grote steden de huizenmarkt mijns inziens de afgelopen jaren wel wat verhit is geraakt, is van een huizenbubbel in Brazilië absoluut nog geen sprake. De huizenmarkt bedraagt nog geen 10% van het bbp. De komende vijftien jaar kan er nog zonder problemen gebouwd worden.”

Zijn bedrijf, dat een jaaromzet heeft van ± 4,5 miljoen real, keert zijn veelal Nederlandse investeerders inmiddels een mooi rendement uit. „Niet minder dan 15% per jaar. Dat percentage krijg je in Europa, sinds de crisis uitbrak, weinig meer.” Rooseboom komt zelf niet vaak op de bouwplaats. „Ik richt me nu vooral op het aantrekken van nieuwe investeerders. Daarom reis ik ook vaker naar Europa. Dat bevalt me goed. Mijn ideaal is om de ene helft van het jaar in Nederland, de andere in Brazilië te zijn. Die afwisseling is goed voor me. Want in Brazilië alleen blijf ik stilstaan. Niet wat werk betreft, maar qua persoonlijke ontwikkeling.”

maandag 2 september 2013

Interview Ondernemen.nl

Ondernemen in Brazilië: 'Het is vechten'

Interview van de website www.ondernemen.nl

Boudewijn Rooseboom zit vuistdiep in de Braziliaanse sloppenwijken. Met zijn Stonerose Property bouwt hij huizen voor de minstbedeelden van Brazilië. Het is niet altijd even makkelijk ondernemen in het Zuid-Amerikaanse land. “Niks gaat zoals het zou moeten. Wat wij in vijf minuten hebben geregeld, daar zijn ze in Brazilië een maand mee bezig.”

De Braziliaanse overheid is sinds 2009 gestart met het programma Minha Casa Minha Vida (Mijn Huis, Mijn Leven) dat er voor zorgt dat ook deze mensen een eigen woning kunnen bemachtigen. Met behulp van overwegend Nederlandse investeerders ontwikkelt en bouwt StoneRose Property deze huizen.

Stonerose Property is gevestigd in een noordelijke staat van Brazilië, het minst ontwikkelde deel. De huizen worden verkocht aan Brazilianen met een gezinsinkomen tot € 400 euro per maand. Gezinnen die daarvoor vaak geen toegang hadden tot een eigen woning en daarom leefden in de beroemde favela's (sloppenwijken). Overigens geldt het programma dat is opgezet voor gezinnen met inkomens tot 1650 euro.

Logge overheidsapparaat

Boudewijn Rooseboom is de managing partner van Stonerose Property en woont en werkt nu tien jaar in het buitenland. “Als ik weer in Nederland ben, zie ik hoe ver wij zijn in ontwikkelingen en technische innovaties. Dat onderschatten wij Nederlanders vaak, als we gaan ondernemen in het buitenland. Dan komen we aan met grootse plannen en slimme oplossingen. Maar dan zijn de mensen er daar nog helemaal niet aan toe. De consumenten niet, maar ook dat logge overheidsapparaat niet.”

Aanpassen
“De woningen die wij ontwikkelen zijn daarom ook niet meest innovatief. We passen ons aan aan de lokale behoeften. Je moet in Brazilië niet al te creatief willen zijn. De bewoners willen gewoon hetzelfde huis als de buurman, met witte tegels op de vloer. En bij de overheid krijg je al helemaal niks gedaan als het afwijkt van het bekende. De ambtenaren weten dan niet meer waar ze hun stempels kunnen zetten. Ik zou niet weten waarom ik in dat moeras zou stappen.”

Heel inefficiënt
“Ook Braziliaanse bedrijven werken heel inefficiënt. Wat wij in vijf minuten hebben geregeld, daar zijn ze in Brazilië een week mee bezig. Eigenlijk is alles in Nederland beter. Het is vechten. Als ik bijvoorbeeld mails stuur naar de bankmedewerker, krijg ik ze meteen teruggestuurd omdat zijn mailbox volzit. En die mailbox zit altijd vol, bij iedereen. Niks gaat zoals het zou moeten. Kijk maar eens op een Braziliaanse website. Grote kans dat die niet werkt.”

Voorop lopen

“Mijn motto om hier als ondernemer te kunnen werken: zo min mogelijk afhankelijkheid, van andere instanties en bedrijven. Zelf proberen we heel correct met onze medewerkers en handelsrelaties om te gaan. We komen onze afspraken netjes na; dat is al een hele prestatie. Daarmee loop je hier voorop.”

vrijdag 24 december 2010

Interview Financieele Dagblad

Brazilië
Wie: Boudewijn Rooseboom (33)
Wat: Stonerose Property
Waar: Natal (Brazilië)
Sinds: 2004
Droom: Verantwoord ondernemen

'Trots mogen we best zijn op ons handelsverleden. In Brazilië staan Nederlanders goed te boek. Brazilië was beter af geweest als de Nederlanders waren gebleven, althans dat is wat de Brazilianen me vertellen. Ik kan me daar wel iets bij voorstellen. Nederland is een vrij land, met een liberaal gedachtegoed. We denken objectief en analytisch.'

'Mede door de slavernij heeft het individu in Brazilië zich nooit kunnen ontwikkelen. Een Braziliaan zal zich dus niet snel uitspreken. Hij blijft altijd vriendelijk glimlachen en zoekt de confrontatie liever niet op. Ziet hij een afspraak niet zitten, dan komt hij die gewoon niet na. Als ondernemer moet je daarop anticiperen. Het komt voor dat ik vooruitbetaald werk dat niet wordt uitgevoerd moet afschrijven. Een risico, maar als ik hier in loondienst zou werken, zou ik helemaal knettergek worden.'

'Nederlanders hebben een holistische blik en zijn echte bemiddelaars. Ik heb meegemaakt dat ik voor zaken aan tafel zat met een Braziliaan en een Rus. De Rus begon als een botte boer te hakken en had niet door dat de Braziliaan, die zaken doet op basis van vertrouwen, allang was afgehaakt. Dan merk je opeens heel concreet het voordeel van het Nederlandse inlevingsvermogen.'

'Ik zou liegen als ik beweerde dat ik per se in Brazilië wilde wonen. Ik had tijdens mijn reizen net zo goed ergens anders kunnen blijven hangen. Maar ik wilde wel weg uit Nederland. Ik vond het er saai. Het welvaartsniveau ligt te hoog en het arbeidsethos te laag. De welvaart waarin we leven staat niet in verhouding tot het werk dat we ervoor doen. En het klimaat; waarom zou ik in de regen blijven zitten?'

donderdag 3 juni 2010

Inflatie in Brazilië

Mijn reactie op een artikel over Brazilie van Allard Grunnink op de website "De Kritische Belegger" (www.dekritischebelegger.nl)

Het staat buiten kijf dat Brazilie inderdaad een land in opmars is. En een land in opmars heeft, in tegenstelling tot een land in neergang, een positief economisch perspectief. Geld hebben ze wel in Brazilie, maar het is nu zaak om daar constructief mee om te gaan.
Inflatie, de grote angst van het land, wordt in Brazilie niet veroorzaakt door een stijging van de grondstofprijzen, ook betreft het geen, zoals in veel westerse landen wel het geval is, monetaire inflatie (bijprinten van geld) en van wisselkoers inflatie - de Braziliaanse real was in de afgelopen jaren één van de sterkst stijgende munteenheden ter wereld - is ook geen sprake. In Brazilie wordt de inflatie veroorzaakt door a) overmatige overheidsuitgaven (fiscale inflatie) en b) de klassieker; overbesteding met als gevolg bestedingsinflatie. Wat de overheidsuitgaven betreft verwacht ik dat ongeacht de uitkomst van de verkiezingen in oktober deze zullen worden teruggebracht.* Het vraagstuk van overbesteding is dan ook veel interessanter.

Overbesteding omschrijft de situatie waarin de vraag het aanbod overstijgt. Of anders gezegd het aanbod niet aan de vraag kan voldoen. Er wordt te veel geld uitgegeven voor te weinig goederen waardoor de prijzen zullen stijgen. Hierdoor ontstaat bestedingsinflatie wat het gevolg kan zijn van (overmatige) geldschepping in de vorm van kredieten door de geldscheppende banken. Want hoe kunnen mensen en bedrijven betalen voor de extra vraag die ze uitoefenen? Het lenen van geld vergroot de collectieve vraag en zal in een situatie van overbesteding, wanneer de productiecapaciteit nog niet is meegegroeid, leiden tot prijsstijging. Bedrijven zitten in zo’n situatie met een volledig bezette productiecapaciteit en hebben moeite om aan de vraag van hun klanten te voldoen.

Uit bovenstaande is dus op te maken dat in het geval van Brazilie de productiecapaciteit niet lineair meegroeit met de beschikbaarheid van geld. Allerlei oorzaken liggen hier aan ten grondslag, te weten; infrastructuur, bureaucratie, niveau van de publieke diensten, informele sector, mate van macro economische stabiliteit, etc. maar de primaire oorzaak is zoals altijd de arbeidsproductiviteit. Mc Kinsey rekende in 2007 al uit dat de arbeidsproductiviteit van een Braziliaan gelijk staat aan 18% van dat van een Amerikaan. En daar zit mijns inziens het probleem. Om deel te kunnen nemen aan de wereldeconomie zal de Braziliaan zijn of haar arbeidsproductiviteit moeten verhogen. Ik schreef zelf al eens (www.boudewijnrooseboom.nl) dat synergie, waarbij het geheel meer is dan de som der delen, in Brazilie welhaast tegenovergestelde effecten genereert. En dat is uitermate funest voor een oververhitte economie waarin de hoge vraag weliswaar tot een daling van de werkloosheid zal leiden, maar waarbij dit nieuwe personeel op termijn ook weer gaat besteden (vragen) met logischerwijs een prijsstijging tot gevolg. En als nu met deze personeelstoename de arbeidsproductiviteit per capita daalt, en dat doet zij sowieso wanneer bedrijven al te maken hebben met een volledig bezette productiecapaciteit, dan komt dat de oververhitte economie en daarmee het probleem van bestedingsinflatie niet ten goede. Scholing, efficiency, ondernemerschap, innovativiteit en noeste arbeid zijn dan de sleutelwoorden. Kom daar maar eens om in Brazilie.


*En daar heb ik mij behoorlijk in vergist. (14-01-2015)

woensdag 28 april 2010

Interview Financieele Dagblad

Een Braziliaan vertrouwt alleen zijn eigen familie

Vijf jaar geleden vertrok Boudewijn Rooseboom naar Brazilië. Het prettige klimaat was een van zijn belangrijkste beweegredenen om zich daar te vestigen. Maar achteraf gezien bleek Brazilië van alle landen waar Rooseboom overwoog naar toe te emigreren, de beste keuze. 


Waarom was Brazilië zo’n goede keuze?

‘Het gaat Brazilië economisch echt voor de wind, van een economische crisis hebben we hier nauwelijks iets gemerkt. De populatie groeit en er is een enorm woningtekort. Veel mensen wonen in sloppenwijken, tientallen miljoenen staan in de rij om een normaal huisje te kunnen kopen. De overheid stimuleert dat ook, bijvoorbeeld door hypotheken te verstrekken.’

Is het een gemakkelijk land om in te ondernemen?

‘Ik vond werken in Nederland nogal saai, niet spannend genoeg. Door de relatieve chaos hier heb je veel meer ruimte om creatief te zijn en je eigen plan te trekken. Maar het kan soms ook erg frustrerend zijn. Je moet veel meer dingen doen om zaken geregeld te krijgen. Als je in Nederland naar een overheidsinstantie belt, krijg je vaak direct iemand aan de lijn die antwoord kan geven op jouw vraag. Hier nemen ze de telefoon niet op, het nummer werkt niet, of de hele telefoonlijn ligt er uit. En als je dan iemand te pakken krijgt, blijkt dat niet de persoon te zijn die je kan helpen. Over iedere stap die je zet, doe je veel langer.’

Hoe gaat u daar mee om?

‘Hoe frustrerend het ook is, je moet het gewoon van je af lachen en doorgaan. Brazilië is geen land voor snel geld verdienen, je moet echt geduld hebben om hier iets te bereiken. Ook financieel moet je een lange adem hebben. Ik zie hier best veel mensen komen met allerlei plannen die dan toch weer aftaaien. Je komt veel gesloten deuren tegen. Die zul je moeten opentrappen.’

Hoe bedoelt u dat?

‘Er is veel bureaucratie. We zijn bijvoorbeeld momenteel bezig met een investeringstraject vanuit Nederland, waarbij er geld binnenkomt via de centrale bank van Brazilië. Om daarmee zaken te kunnen doen, moet je aan heel veel voorwaarden en regeltjes voldoen. Dachten we dat we zover waren, kregen we nóg een lijst met allerlei eisen, waaraan we niet volledig voldeden. Wij stonden meteen met die lijst bij onze accountmanager op de stoep. Die streepte van alles weg en loste het met een telefoontje op. Zo doen Brazilianen dat.’

Leidt dat niet snel tot corruptie?

‘We weten dat er corruptie is, maar we zullen nooit zelf iets onder de tafel betalen. Dat is een geraffineerd spelletje dat wij gewoon niet kunnen en willen spelen. Je begeeft je dan op heel glad ijs. Maar ik vraag me wel regelmatig af waar al het geld dat wij betalen voor licenties en dergelijke heen gaat. Als we overleg hebben met de overheidsbank die hypotheken verstrekt, blijken er ineens allerlei instanties aan tafel te zitten die er ook iets aan willen verdienen. Dat noem ik geen corruptie, eerder inefficiënte geldverdeling.’

Wat is een belangrijke les die u heeft geleerd?

‘In de Braziliaanse economie draait het erom wie je kent. Maar het winnen van vertrouwen is heel erg moeilijk. Een Braziliaan vertrouwt eigenlijk niemand, alleen zijn eigen familie. Het duurt jaren voordat je een goede relatie hebt opgebouwd.’

dinsdag 21 juli 2009

Confucius (55l-479 v.C.)


Op de vraag wat hij als eerste zou doen als hij een land mocht besturen, antwoordde de Chinese wijsgeer:
Ik zou het taalgebruik verbeteren. Als het taalgebruik niet juist is, is dat wat wordt gezegd niet dat wat bedoeld wordt. En als dat wat gezegd wordt niet dat is wat men bedoelt, komen er geen werken tot stand. Komen de werken niet tot stand dan gedijen de moraal en de kunst niet. Gedijen deze niet dan is er geen juiste rechtspraak. Als er geen juiste rechtspraak is, weet de natie niet wat te doen. Dus dulde men geen willekeur in het woordgebruik. Dat is het waarop alles aankomt.

zaterdag 6 december 2008

Dode Zielen

Aan hen die mij zo regelmatig verwijten dat het allemaal niet vrolijk genoeg is wat ik schrijf, en zo graag eens wat leuks en positiefs zouden horen, richt ik onderstaande tekst uit het boek ‘Dode Zielen’ van de Russische grootmeester Nikolaj Gogol. Ik hoop met dit staaltje plagiaat te kunnen volstaan en zou de ontevreden c.q. onbegrijpende lezer voortaan willen doorverwijzen naar de Neckermann reisgids en aanverwante lectuur waarin in zeer toegankelijke bewoording kan worden gelezen over eeuwig witte stranden, deinende palmbomen, de zo gastvrije en goedlachse bevolking, locale culinaire hoogstandjes, bruisende steden, etc.... Mogen zij eeuwig zwijgen.


Uit ‘Dode Zielen’ van Nikolaj Gogol: 
Gelukkig de schrijver die, voorbijgaand aan saaie, afstotende personages met hun al te fel realistische treurigheid, personages kiest die een sieraad voor de mensheid zijn, gelukkig de schrijver die uit de machtige maalstroom van dagelijks ronddwarrelende beelden slechts een enkele uitzondering heeft waardig gekeurd, die nooit eenmaal de verheven klanken van zijn lier heeft verraden, die nooit van zijn grote hoogten is afgedaald naar zijn nederige, nietswaardige medemens, die zonder de grond ooit aan te raken geheel en al opgaat in verre, aan de aarde ontrukte, verheven beel den. Dubbel benijdenswaardig is zijn heerlijk lot: hij is in hoger sferen kind aan huis; en ondertussen verbreidt zijn faam zich luidruchtig over de wijde wereld. Een bedwelmend rookgordijn heeft hij opgetrokken voor de ogen der mensen; gevleid heeft hij hen als geen ander, al het treurige in het leven heeft hij verhuld, hij heeft het schone in de mens getoond. Alles trekt applaudisserend achter hem aan en volgt zijn zegekar. Hij geldt als een groot dichter, een dichter van wereldfaam die hoog zweeft boven andere genieën dezer wereld, zoals de adelaar zweeft boven andere hoogvliegers. Alleen al bij het horen van zijn naam raken jonge, vurige harten door een rilling bevangen, blinken tranen in aller ogen... Hij kent zijn gelijke niet, hij is een god!
Hoe anders is het lot van de schrijver die de moed heeft al datgene naar boven te halen dat zich dagelijks voor onze ogen afspeelt maar dat onze onverschillige ogen niet zien, heel dat afschuwelijke, afschrikwekkende slib van kleinigheden waarmee ons leven is bedekt, heel die diepte van koude, versplinterde, alledaagse personages die over ons aardse, veelal doornige en moeilijke pad krioelen, hoe anders is het lot van hem die de moed heeft met de brute kracht van zijn meedogenloze beitel dit alles duidelijk en onverhuld den volke te tonen! Voor hem geen applaus van de massa's, voor hem geen tranen van erkentelijkheid, noch de eensgezinde vervoering van geesten die in zijn ban verkeren, geen zestienjarig meisje dat hem met beneveld hoofd in heroïsche verrukking tegemoet vliegt; voor hem geen vergetelheid in de zoete bekoring van aan de eigen lier ontlokte klanken; voor hem, tenslotte, geen ontkomen aan het oordeel der mensen, aan het huichelachtige, gevoelloze oordeel der tijdgenoten dat zijn geesteskinderen nietswaardig en laag noemt, hem een minderwaardig plaatsje toebedeelt in de rij schrijvers die een schandvlek voor de mensheid zijn, hem de eigenschappen van zijn eigen helden toedicht, hem hart en ziel en de goddelijke vlam van zijn talent ontneemt. Want het oordeel der tijdgenoten begrijpt niet dat een glas waar de zon in speelt niet minder wonderbaarlijk is dan een glas dat de bewegingen van onaanzienlijke insekten weerkaatst; want het oordeel der tijdgenoten begrijpt niet hoeveel zieleadel er nodig is om een schilderij dat uit het verachte leven is genomen teverlichten en te verheffen tot een parel der schepping; want het oordeel der tijdgenoten begrijpt niet dat de verheven, vervoerende lach het waard is gesteld te worden naast de verheven, lyrische ontroering, het begrijpt niet welk een kloof er gaapt tussen deze lach en de grimassen van de potsenmakers op de kermis!
Dit alles begrijpt het oordeel der tijdgenoten niet en het overlaadt de miskende schrijver met verwijten en scheldkanonnades; zonder enig blijk van deelname, zonder weerklank, zonder reacties blijft hij, als een reiziger zonder gezin, eenzaam en alleen achter op de weg. Hard is zijn lot en bitter voelt hij zijn eenzaamheid.

vrijdag 8 augustus 2008

Back to the Future

Das ding an sich
Eerder op de dag had ik een kaartje gekocht voor de bus van 18.30 van Florianopolis naar Curitiba en dat wilde ik nu graag omruilen voor een vertrek van 15.00. Zojuist had ik om deze reden ook al even gebeld met de busmaatschappij, maar de telefoniste meldde dat omruilen niet telefonisch en slechts aan de balie op het busstation kon geschieden. En daar stond ik nu te wachten, in de rij voor de ticketbalie. Het computersysteem was down en één en ander kon nog wel even gaan duren.
Achter de balie liepen gefrustreerde personeelsleden nerveus van links naar rechts zonder daarbij enige wezenlijke arbeid te verrichten. Er werd gebeld en daarbij hevig met armen gezwaaid. Her en der werden mensen lukraak geholpen dan wel verwezen naar andere loketten. Wachtenden drongen voor in de rij en stemmen werden geïrriteerd verheven. Kortom er was duidelijk sprake van een ontregeld systeem. Het deed me denken aan een mierennest waarin wanneer je er wat zand overheen gooit de mieren opeens als gekken kriskras door elkaar beginnen te dollen. En hier stond ik als een kind zo gefascineerd dat mierennest aandachtig aanschouwend in mij op te nemen.
Mijn eerste reactie was irritatie. Maar na dit alles zo’n twintig minuten te hebben gadegeslagen bekroop mij opeens een zeer helder gevoel van inzicht, van begrip, rust en acceptatie. Dit was hun wereld, hun samenleving met al haar specifieke facetten zoals daar zijn; taal, communicatie, sociale omgangsregels, normen en waarden, gedeelde symbolen, helden, leiders, educatieniveau, financiële middelen, etc.

We kennen onze eigen cultuur en als buitenstaanders beschouwen we die van een andere samenleving. Wat daaruit volgt is niets anders dan het benoemen van de verschillen. Maar de echte werkelijkheid, das Ding an Sich, zoals Kant het mooi verwoordde, is daarbij niet kenbaar. En toch voelde ik mij, toen ik daar zo stond, even heel dicht bij die Braziliaanse werkelijkheid.

São Paulo
Onlangs verhuisde ik van Rio de Janeiro naar São Paulo en ja dat onderscheid is wel te merken. Deze stad is schoner, wordt beter onderhouden en ook qua bewoners merk je dat er duidelijke sociale verschillen bestaan tussen de Cariocas en de Paulistanos. Maar de door deze laatste groep zo trots gebezigde vergelijking van hun stad met New York loopt in mijn ogen toch wat mank. Je kunt hier als westerling een prima leven leiden van alle gemakken voorzien, er is tenslotte weelde in overvloed. Maar als je toevallig niet tot de kleine groep bevoorrechten behoort dan ben je ook in São Paulo al vrij snel aangewezen op een toch wat armoedig bestaan. De verdeling van al die relatieve rijkdom (de deelstaat São Paulo is verantwoordelijk voor 30% van het BBP van Brazilië) is in die zin ook hier beslist niet optimaal. En dit is natuurlijk in heel Brazilië meer regel dan uitzondering. Het mag het land dan economisch redelijk voor de wind gaan, de gewone man die maandelijks rond moet komen van een salaris van slechts 175 euro merkt daar maar bar weinig van.

Economische voorspoed
Er is tegenwoordig veel te lezen over de economische opkomst van de zgn. BRIC landen. China is in deze groep met 11.4 % groei koploper, op de voet gevolgd door India, Rusland en Brazilië met respectievelijk 9.2, 8.1, en 5.4 % groei (2007). In Brazilië lijkt de langverwachte toekomst nu dan ook eindelijk aangebroken en ontwaart men gouden bergen aan de horizon. Op macro-economisch niveau zijn er inderdaad duidelijk verbeteringen zichtbaar; zowel de export als de binnenlandse bestedingen stijgen, de inflatie is redelijk onder controle en het werkeloosheidscijfer lijkt langzaam te dalen. Het is echter van essentieel belang dat met deze prille macro-economische voorspoed de sociaal maatschappelijke fundamenten van een samenleving parallel meegroeien. Gebeurt dat niet, dan is het effect van een dergelijke economische groei vele malen minder effectief dan deze in feite zou kunnen zijn. En dat is mijns inziens nu exact het probleem waar Brazilië thans mee te kampen heeft.

Verschillen c.q. achterstanden in vergelijking van Brazilië met de westerse wereld zijn er op allerlei terreinen; economisch, cultureel, medisch, sociaal, ethisch, juridisch, etc. Deze maatschappelijke onderdelen vertonen een sterke onderlinge samenhang, wanneer er één verandert zullen de anderen automatisch mee veranderen. Het geheel werkt als een organisch model. In ons kapitalistisch systeem ligt de primaire nadruk veelal op de economische voorspoed waarbij de algemene verwachting is dat de andere factoren vanzelf in positieve zin meegroeien. Een zekere correlatie is hier niet uit te sluiten, tenslotte zijn de landen waar het economisch voor de wind gaat vrijwel zonder uitzondering ook allen koplopers op de andere terreinen.
Toch biedt dergelijke economische voorspoed allerminst garanties voor een evenredige groei van andere sociaal maatschappelijke factoren. Hans Rosling geeft in zijn bespreking (TED 2006) over de correlatie tussen kindersterfte en ‘s lands bruto binnenlands product (BBP) al aan dat, hoewel er wel sprake is van een zekere vorm van evenredigheid, een hoger BBP per capita niet per definitie betere gezondheidscijfers laat zien. Dat komt omdat, zoals hij het zelf zo mooi zegt:“ Health can not be bought at the supermarket”. Je moet er in investeren, de bevolking opleiden, medisch personeel trainen, etc. Andersom is wel waar. Een betere gezondheidszorg leidt op den duur tot een hoger BBP. De vraag rijst dan ook hoe en waar je je kapitaal inzet.

Human capital
Zoals ik in mijn voorgaande betoog; 'Kip of Ei?' al aanhaalde is het in Brazilië van primair belang te investeren in onderwijs. Zolang een groot deel van de bevolking hier maar mondjesmaat of zelfs geen toegang toe heeft, blijft het dweilen met de kraan open. En ook wanneer die toegang er wel is, dan zou het - erbarmelijke- niveau eens wat nader onder de loep gelegd kunnen worden. Er is op dat vlak nog veel te doen. Maar ik vraag mij hoe langer hoe meer af of een dergelijke betere scholing wel voldoende is om Brazilië binnen enkele decennia om te toveren tot het beloofde land waar zo veel Brazilianen heden ten dage de mond van vol hebben en of het niet veel meer een diepgewortelde culturele modus vivendi is die maakt dat Brazilië maar zeer moeizaam aansluiting vindt bij het tempo van de 21ste eeuw en haar zodoende aanhoudend op achterstand houdt. Kapitaal biedt hier geen garanties want, om maar even de vergelijking met Nederland te maken, enkele eeuwen calvinistische nijverheid koop je niet zomaar in gedurende enige prille jaren van relatieve economische voorspoed.

Cultuur
Je behoeft slechts ‘even’ trachten af te rekenen bij de lokale supermarkt of pogen te bellen met een callcenter van een Braziliaanse mobiele telefonie provider en het is wel duidelijk; efficiëntie is hier niet uitgevonden. De voorbeelden zijn legio en op alle niveaus zichtbaar. Ogenschijnlijk eenvoudig ogende processen omtoveren in schier onoplosbare problemen met kafkaëske trekken, hebben de Brazilianen tot kunst verheven. Ik word er soms stapelmesjogge van en altijd rijst weer de vraag, wanneer ik weer eens ergens 'so um minutinho' op zit te wachten, waarom het toch allemaal maar steeds niet lijkt te mogen lukken.
Hoewel je het soms wel zou gaan denken, is er mijn inziens geen sprake van opzet dan wel onwil in het spel, dat zou een bewuste keuze impliceren en daar kan ik hier maar weinig mensen van betichten. Nee, het is de cultuur, een collectief geloofssysteem waarin men het gewoon is dat dingen in de regel niet gaan zoals gepland en men zich daar vervolgens dan ook bij neerlegt, het is tenslotte te verwachten c.q. normaal. Men klaagt er wel over (ja, ook de Brazilianen), maar neemt er zelf wel ook deel aan en houdt zodoende dat zo bekritiseerde systeem dus deels zelf in stand.
Deze vicieuze cirkel doorbreken lijkt soms onbegonnen werk, ondankbaar is het zeker. De Braziliaan zit doorgaans namelijk niet zo te wachten op wat bij ons doorgaat als opbouwende kritiek. Met vluchtige uitspraken als ‘tudo bem’ (alles goed) en ‘ta bom’ (is goed) worden eventuele meningsverschillen en daarmee enige vorm van effectieve informatie-uitwisseling al snel gesmoord en kan het leven weer gewoon verder meanderen op haar voor iedereen zo vertrouwde maar tegelijk zo tergend langzame tempo. Dit culturele gebrek aan helder en open communiceren, waarbij de zender duidelijk geformuleerde informatie stuurt en de ontvanger deze ook ontvangt en vervolgens verwerkt, heeft een extreem verlammende werking op de samenleving als geheel. Niet alleen duurt alles drie keer langer dan nodig, ook leidt het continu tot misverstanden doordat mensen elkaar gewoon niet begrijpen wat op zich weer een voedingsbodem is voor achterdocht en wantrouwen. Dit resulteert op haar beurt weer in het ontlopen van verantwoordelijkheden, etc., etc.

Verlichting
Immanuel Kant (1724-1804) definieerde verlichting in zijn “Beantwortung der Frage: Was ist Aufklärung” uit 1784 als volgt: ‘Verlichting is het afleggen van de mens van zijn, aan zichzelf te wijten, onmondigheid’. Waarbij hij stelde dat onmondigheid het onvermogen is, zonder leiding van anderen, van het eigen verstand gebruik te maken.
Dat deze cultuuromslag in Brazilië nog niet, dan wel zeer mondjesmaat, heeft plaatsgevonden moge duidelijk zijn. Je conformeren aan het collectief is hier namelijk nog altijd gedragsregel nummer één. De doorsnee Braziliaan is het eenvoudigweg niet gewend om individueel en onafhankelijk te denken. Op zich ook niet zo gek als je bedenkt dat verreweg het grootste deel van de bevolking volledig gespeend blijft van enige educatieve ontwikkeling. Opvallend is echter dat ook het resterende wél geschoolde deel zo vaak nog volledig vastgeroest blijft zitten in culturele dogma’s. Het lijkt daarom dan ook wel alsof dit individuele, verlichte denken niet zozeer correleert met de ontwikkeling van het verstand als wel met de cultuur waarin men zich ophoudt. Betere educatie staat in Brazilië namelijk veelal slechts gelijk aan een hoger salaris wat, zoals ik eerder al aangaf, niet per definitie tot een humanere samenleving hoeft te leiden. Een grotere auto kopen kunnen we tenslotte allemaal wel, maar de ontwikkeling van de ethiek en moraal, normen en waarden met als gevolg humane sociale omgangsregels die lijken soms toch dichter bij dat kleine tweedehands Fiatje te staan dan bij die uitgebouwde Mercedes S-classe.

Cultuurrelativisme 
Mede door toedoen van de Islam verliest het in de jaren zestig en zeventig zo populaire cultuurrelativisme in Europa steeds meer terrein. De bedoelingen ervan zijn nobel, maar blijken uiteindelijk weinig handzaam. Zeker nu middels globalisatie verschillende culturen meer en meer met elkaar verstrengeld raken ontstaat sterk de behoefte om op allerlei terreinen universele waarden en normen te formuleren. Het is daarbij wel zo praktisch dat we die specifieke culturele eigenschappen, welke maken dat een samenleving als geheel efficiënter functioneert, laten prevaleren. Een blad voor de mond nemen en met termen als ‘tolerantie’ en ‘respect’ de discussie smoren is dan ook niet raadzaam. Niet dat wij als dominante westerse maatschappij zouden moeten bepalen wat goed of slechts is om daarbij andere culturen onze regels op te leggen. Nee, laat deze andere culturen dat vooral zelf bepalen, maar wijs ze daarbij wel op het feit dat wanneer je maatschappelijke hervormingen wenst wel ook zelf zal moeten sleutelen aan je eigen culturele gebreken. Tenslotte, de omstandigheden bepalen niet wie wij zijn, maar laten zien wie wij zijn.

vrijdag 23 mei 2008

Kip of ei?

Een ontwikkelingsland
Rare naam eigenlijk ‘ontwikkelingsland’. Als er in een zgn. ontwikkelingsland namelijk ergens vrijwel geen sprake van is, dan is het wel van een gedegen vorm van ontwikkeling. Zodra het onderwerp ‘ontwikkelingsland’ (ook wel derde wereld land genoemd) ergens ter sprake komt, heeft men - en niet op de laatste plaats de bevolking van het betreffende land zelf - vaak de mond vol van corruptie, onrecht, politici die niet deugen, ongelijke kansen en niet zelden komt ook Amerika nog even voorbij als grote boosdoener. Het bekende rijtje zullen we maar zeggen. Dit zijn op zich geen onwaarheden, maar laat natuurlijk onverlet dat een deel van de verantwoordelijkheid voor de problematiek eenvoudigweg ligt bij de in het betreffende land woonachtige bevolking die dit soort argumenten doorgaans wel heel gemakkelijk te berde brengt.

Het is natuurlijk geen geheim dat de Braziliaanse politiek bestaat uit één grote kluwen roofridders die met onderlinge boterzachte afspraken en hol in de oren klinkende hosannaverhalen, proletarisch zakkenvullend het Braziliaanse volk continue een loef afsteekt. Maar er zijn toch ook zeker vraagtekens te plaatsen bij de zo kritiekloze omarming van de Brazilianen die met hun gedweeë opstelling nu al enkele decennia lang een soort juichdoctrine in stand houden waar je U tegen zegt. Bij onwelgevallige situaties orakelen politici doorgaans maar wat over lukraak uit de doos van pandora opgegraven drogredenen en geen Braziliaan die er verder een nacht minder om zal slapen. Het is mijns inziens dan ook het volk dat met deze passieve houding niet zelden zelf de ruimte schept voor het corrupte gedrag van hun leiders. Het oude evolutionair-liberale spreekwoord: ‘ieder volk krijgt de regering dat het verdient’, lijkt hier dan ook van toepassing. Deze passieve opstelling waarbij men zich op nationaal niveau lijkt te wentelen in een soort slachtoffer rol heeft namelijk grote gevolgen voor de opbouw van de samenleving. Geboekte succesjes zijn vaak meer geluk dan wijsheid en in geval van tegenslag is opeens god de grote regisseur van het geheel. Men is doorgaans dan ook volslagen blind voor het feit dat één en ander niet zelden het gevolg is van eigen handelen.


Top down versus bottom up
In de Economie bestaan er zoiets als de ‘top down’ en ‘bottom up’ benaderingen. Met de eerste wordt bedoeld dat binnen een bedrijf alles van hogerhand (de top) wordt opgelegd en als het ware door de verschillende gelederen van het bedrijf heen sijpelt, tot de instructies uiteindelijk ook bij de bottom terecht komen. De tweede theorie stelt het tegenovergestelde en meent dat de incentives juist van onderop (de bottom) moeten komen en langs diezelfde gelederen hun weg naar boven vinden om daar de top van de juiste informatie te voorzien zodat deze aan de hand daarvan richting kan geven aan de koers van het bedrijf. Als ik deze beide theorieën nu even uit hun bedrijfsjasje pluk en als een soort sjabloon over Brazilië leg dan ontstaan duidelijke parallellen.

Het is hier, wat de bevolking betreft, één en ander maal top down wat de klok slaat. En bij top hoef je dan niet direct te denken aan de zittende president. Nee, het kan ook heel goed de vader, moeder, manager, werkgever, coach, wethouder, burgemeester, you name it, zijn. Hoe dan ook, de tendens is dat alles altijd van hogerhand is opgelegd en dat de verantwoordelijkheid dus ook daar gezocht moet worden. De vraag is nu of dat komt doordat die zgn. top zo autoriteitsgeil is of doordat de lagere gelederen gewoon geen flikker uitvoeren als ze geen op een presenteerblaadje uitgereikte instructies krijgen. We moeten namelijk niet vergeten dat het niveau van het eigen initiatief van de gemiddelde Braziliaan zo ongeveer tot onder het nulpunt reikt. Iets verder kijken dan de neus lang is, is er hier gewoon simpelweg niet bij. En als men niet gewend is initiatief te nemen en bij alles vrijwel passief in plaats van actief handelt dan vervalt daarmee ook al snel elke vorm van eigen verantwoordelijkheidsgevoel. Zodat er bij de minste of geringste kink in de kabel snel naar boven wordt gewezen om zich zodoende vrij te pleiten van elke vorm van schuld dan wel verantwoordelijkheid. ‘Não foi eu’ (ik was het niet) is dan ook een kreet die ik hier te pas en te onpas moet aanhoren. En zij die aan de top zitten bedienen zich van precies dezelfde draaikonterij en wijzen daarbij eenvoudigweg opzij terwijl ze de eigen handen in onschuld wassen. En dat verklaard dan ook alle vetes die zich hier dagelijks op alle niveaus afspelen, waarbij nooit iets wordt opgelost en iedereen de zwarte piet vrolijk doorspeelt.


Niet lullen maar poetsen
Bovenstaande in ogenschouw nemend zal het duidelijk zijn dat wat minder top down en wat meer bottom up mijns inziens de voorkeur heeft. Maar hoe nu deze cultuuromslag te bewerkstelligen? Is het daarbij zaak dat de autoriteit de touwtjes wat meer laat vieren, de uitvoerder wat meer vrijheid krijgt, vervolgens zelf invulling geeft aan zijn of haar wensen en zodoende een prille vorm van verantwoordelijkheidsgevoel ontwikkeld wat op termijn een actieve houding stimuleert en maakt dat niet iedereen elkaar maar wat staat aan te gapen? Zo op papier ziet het er aardig uit, maar zoals zo vaak met theorieën gaan ze in werkelijkheid maar weinig of slechts gedeeltelijk op. Misschien ligt het initiatief namelijk helemaal niet bij de autoriteit, deze probeert in de totale chaos slechts te redden wat er te redden valt. Misschien is het juist wel die zgn. bottom die tot nu toe steeds op eigen handen is blijven zitten en in plaats daarvan deze handjes wat meer zou moeten laten wapperen. Kortom, niet lullen maar poetsen.

Dat laatste is natuurlijk gewoon waar, maar het punt is dat men dat zelf voor zijn of haar persoonlijk situatie maar mondjesmaat inziet, laat staan op collectief niveau. En om dat inzicht enigszins te verwerven is ontwikkeling middels scholing en educatie nodig. En zodoende komt de bal toch weer bij de politieke autoriteit te liggen. Die zal een stabiele basis moeten creëren waarop een degelijk maatschappelijk stelsel vorm kan krijgen met daarin verwerkt de fundamentele maatschappelijke grondbeginselen zoals daar zijn; vrij toegankelijk basis onderwijs, een betrouwbaar juridisch systeem en een efficiënte gezondheidszorg. Alleen zo zal het beschavingsniveau langzaam kunnen worden opgekrikt en Brazilië met de tijd het stigma ‘derde wereld land’ van zich af kunnen schudden. Het is dan ook te hopen dat met de huidige economische voorspoed de politieke tempel te zijner tijd ook eens zal worden schoongeveegd en vrijgemaakt van tollenaars.

maandag 21 januari 2008

Zo dat zit erop

Twee hele jaren 
Twee jaar, twee hele jaren ben ik hier in Rio de Janeiro aan het ploeteren geweest om mijn hoofd boven water te houden. Verdronken ben ik zeker niet, maar toch heb ik mijn haren ook niet geheel droog kunnen houden. Zat ik zo nu en dan eindelijk relatief veilig op de oever, en hopla, dan gebeurde er weer het een of ander zodat ik weer languit in het water lag te spartelen.
Nu is het dan echt mooi geweest en sluit ik het geheel af met een glimlach om het vol goede moed in São Paulo nog eens te proberen. Dat wil zeggen, ik wil mijn bestaan in Brazilië nog zeker wel een kans geven, maar de restaurantbusiness zal ik niet snel weer opzoeken. Neen, zo weinig winstgevend als de afgelopen twee jaren zijn geweest, zo leerzaam waren ze wel. In die zin zelfs bijzonder lucratief. Wat ik allemaal wel niet voorbij heb zien komen aan klanten, leveranciers, muzikanten, medewerkers, praatjesmakers, huisgenoten, oplichters, rovers, buitenlanders, wanbetalers, behulpzamen en hulpbehoevenden, etc., al met al een bijzonder kleurrijk geheel.


Vergane glorie
Rio de Janeiro, een stad die, zeker buiten Brazilie, bij velen een exotische zweem van zon, zee en strand oproept. Een bruisende strandmetropool welke bekend staat om het jaarlijkse carnaval met haar schaarsgeklede defilerende dames, het beroemde Copacabana-strand waar de gekoelde cocosnoten rechtstreeks uit de hemel lijken te vallen, waar niemand werkt, de temperatuur altijd zomers is en waar de bevolking vrolijk dansend over straat gaat.
In de gemiddelde vakantiefolder houdt dit beeld doorgaans wel stand, maar hoe anders kan het soms zijn als je, zoals ik, enige tijd in de stad gewoond en gewerkt hebt. Dan blijkt dat Rio een stad is die nog zwaar leunt op de successen uit haar verleden. Het wereldberoemde liedje ‘the girl from Ipanema’ dateert inmiddels toch alweer van zo’n 45 jaar geleden. En van een enigszins cosmopolitisch niveau van Rio, eens de hoofdstad van Brazilië, is eigenlijk niet meer te spreken. De Copacabana is leuk, maar we kunnen toch moeilijk zeggen dat we het hier hebben over een strandboulevard van wereldse allure. Afgezien van een schitterend wit strand ligt het geheel er een beetje beteuterd bij. De hotels lijken, zowel van binnen als van buiten, stuk voor stuk rechtstreeks uit de jaren zeventig te komen en zijn nodig toe aan een grondige restauratiebeurt. De restaurants en barretjes ontbreekt het aan elke vorm van creativitiet en zijn met hun neonreclames en de wat eentonig gestandariseerde menukaarten, enkele uitzonderingen daargelaten, vrijwel allen exacte kopien van elkaar. En ook het toch wat troosteloze aanzicht van de hordes daklozen en straatprostituees, die uit alle windstreken van het land hier hun heil komen zoeken, is iets wat zich misschien niet zo best meer leent voor wat moet doorgaan als het visite kaartje van Brazilie. Vergane glorie lijkt hier de gepaste term.


Carnaval
Een beetje zichzelf respecterende Carioca (persoon uit Rio) zorgt dat ‘ie, wanneer hij of zij het zich kan permiteren, met carnaval vooral niet in Rio is. De stad wordt dan werkelijk bezet door een buitenlandse invasie van jolige alleenstaande, meestal niet al te hoog opgeleide, mannen opzoek naar vermaak. Dat Rio hier dankbaar gebruik van maakt is natuurlijk logisch. Er is tegen een redelijke prijs geen hotelkamer meer te krijgen en de restaurants, terrassen en stranden puilen uit. Overal worden uit naam van het carnaval feesten gegeven waarbij entree prijzen van rond de honderd euro beslist niet exceptioneel zijn. En waar is al die commotie nu werkelijk om te doen?
Wat de buitenstaander zoal van het carnaval mee krijgt en wat dit spectakel internationaal zoveel aanzien verschaft, zijn slechts de parades die zich in alle beslotenheid van het speciaal daarvoor gebouwde Sambodromo afspelen. Hier krijgt de Braziliaanse onderklasse eenmaal per jaar de kans om, middels een kleurrijk versierde optocht, letterlijk en figuurlijk van zich te laten horen. Toegangs tickets worden gretig doorverkocht, voor niet zelden wel tien maal de waarde, aan onwetende touristen en zijn voor de gewone man dus niet meer te betalen. Ik ken overigens ook vele locale Brazilianen die er uberhaupt weinig plezier in scheppen zich hutjemutje op te stapelen om een stoed gillende hotemetoten voorbij te zien komen. Tuurlijk, je moet het een keer gezien hebben, maar dat is het dan ook. In Nederland vinden we al dat gedoe onder de rivieren, waarbij volwassen mensen zich als een hofnar verkleden en zich vervolgens enkele dagen volledig laten vol lopen, toch eigenlijk ook niet helemaal normaal. En ook het musicale kaliber laat zich tekstueel en qua diversitiet vrij gemakkelijk vergelijken met haar Nederlandse tegenhanger. Het tromgeroffel is explosief, indrukwekkend en zeker ook ritmisch te noemen, maar het gaat vanwege gebrek aan diversiteit en de constante herhaling (elk liedje wordt 45 minuten, jawel 45 minuten! herhaald) al snel vervelen.
En verder. Verder is het natuurlijk niet meer dan een volksfeest dat dient als excuus zodat men zich ongegeneerd te buiten kan gaan aan drinken en feesten. Ik ben dit jaar dus zeker weer van de partij.


Vrolijk
Zijn de carioca’s nu echt zoveel vrolijker of zijn ze gewoon beter in net doen alsof. Dat laatste is zeker het geval, en wat betreft het eerste. Tja, de lagere midden- en onderklasse heeft zich, vanwege de dagelijkse ophoping van problemen en troosteloze vooruitzichten, inderdaad een soort schild van vrolijkheid aangemeten. Dat wil zeggen dat deze mensen inderdaad de kunst verstaan vrolijk (wat nog iets anders is dan gelukkig) te zijn zonder dat daar enige aanwijsbare aanleiding voor is. Sterker nog, men is vrolijk terwijl daar in feite, gezien de omstandigheden, juist geen enkele aanleiding voor aanwezig lijkt. Het is een cultureel ingeburgerde houding van hen die ondanks alle dagelijkse misere, en of ze nu willen of niet, toch gewoon verder moeten in het bestaan. Op zich is dit natuurlijk heel efficiënt en zelfs knap te noemen, maar er kleven wel degelijk ook nadelen aan. Zo ontneemt het de belijders in veel gevallen het laatste restje aan behoefte om te proberen er nog wat van te maken. Ze zijn tenslotte toch wel tevreden. En dat gebrek aan, of zelfs volledige afwezigheid van, behoefte tot vooruitgang c.q. ontwikkeling zie je dan ook continu links en rechts voorbij komen, zodat van enige progressie onder de leden van deze groep en daarmee de groep als geheel vrijwel geen sprake is.
Bij de midden- en hogere klasse is dit verschijnsel ook herkenbaar alleen manifesteert het zich daar anders. Omdat er op dit niveau wel kansen worden geboden en zich er dus ook wel mogelijkheden voordoen tot enige verbetering, is hier wel een zekere, het zij geringe, vorm van ambitie te bespeuren. Het nadeel is echter dat deze ambitie vaak niet verder reikt dan slechts het vergaren van materiële rijkdom en de daarmee gepaard gaande sociale status. En omdat de sociaal maatschappelijke focus dus daarop gericht is kan de zgn. happy few haar lol niet op. Wie geld heeft dicteert. Wat resulteert in een decadente gemeenschap die Rio en zichzelf gemakshalve ziet als het centrum van het universum en zich wentelt in kortzichtige in zichzelf gekeerde materialistische betrekkelijkheid.


Provincie dorpje 
Amerika, en met name de steden Miami en LA, is het grote voorbeeld waar de Braziliaanse middenklasse in hordes achterna rent. Terwijl de historische binnenstad van Rio langzaam verpaupert, schieten elders de appartementencomplexen als paddestoelen uit de grond. Dit nieuwe Rio, volledig naar Amerikaans model en daarom ook wel trots het Miami van Rio genoemd, wordt door velen gezien als het ultieme woongenot. Lange geasfalteerde wegen, het ene zwaar beveiligde appartementencomplex na het andere, geen voetganger op straat en met als klap op de vuurpijl enkele shoppingcentra waar volledig geairconditioned kan worden geshopt, gegeten en de bezoeker ook nog vermaakt wordt. Een zekere vorm van cultuurrelativisme lijkt onder deze groep van de bevolking wel erg rigoreus om zich heen te slaan.
Al met al heeft het iets van de bevolking van een uit zijn voegen gegroeid provincieplaatsje dat mede door de huidige globalisering opeens geconfronteerd wordt met de buitenwereld. Dit is ook te merken aan de conversatie met deze en gene. Zwijmelen ze eerst nog uitgebreid over Rio de mooiste stad, in het beste land, etc., vijf minuten later blijkt dat ze maar wat graag zouden vertrekken vanwege o.a. de corruptie (waar ze dan zelf wel weer volop aan deelnemen) en onveiligheid. Maar ja, dat lukt dan weer niet omdat ze stuk voor stuk last zouden krijgen van heimwee naar familie en vrienden. Een wat provinciaal spagaatje dus.
Al met al lijkt het mij een typisch geval van ‘de wet van de remmende voorsprong’. Rio de Janeiro, eens een Latijnse wereldstad zoals geen andere. Nu, mede door slecht bestuur en een decadente narcistische bevolking, slechts nog een schamele herinnering aan een eens zo bruisend verleden.


São Paulo 
Met een geschat inwonertal van zo’n 20 miljoen, één van de grootste steden ter wereld. Het financiële powerhouse van Brazilie en daarmee in feite van heel Latijns-Amerika. Zoals Buenos Aires ook wel doorgaat als het Parijs van Latijns-Amerika, zo is São Paulo de continentale evenknie van New York. Met een volledig dichtgemetselde skyline zo ver het oog rijkt, een ware concrete jungle. Deze stadsgigant ligt zo’n vierhonderd kilometer ten zuidwesten van Rio de Janeiro, en dat merk je. Hoe zuiderlijker je afzakt hoe geciviliseerder de dingen namelijk worden. Hier minder de latijnse ‘mañana’ (morgen) en meer de westerse ‘aanpakken’ mentaliteit, wat zoal resulteert in een beter draaiende economie, minder corruptie, meer werkgelegenheid, een goed onderhouden en schonere stad, betere scholing, minder geweld, kortom een beschaafder en efficiënter systeem. Eigenlijk best aardig als je bedenkt dat wat elders in Brazilie maar nergens lijkt te lukken, hier kennelijk dus wel kan. Hoezo geen kansen? Gewoon handen uit de mouwen en aanpakken. Zie hier het resultaat.

Ok, ok ik ben hier koud een week en daarom wellicht wat te voorbarig, maar geheel onwaar lijkt het mij allerminst. Of São Paulo, ook wel Sampa genoemd, voor mij zal doen wat ik verwacht dat het doet, zal ik jullie ter zijner tijd zeker laten weten.

Tot dan,

zondag 21 oktober 2007

Interview Financiële Telegraaf

De serie Het Portret gaat de grens over. De komende weken richten we de schijnwerpers op Nederlandse ondernemers in het buitenland. Deze week zijn dat Peter van Voorst Vader (53) en Boudewijn Rooseboom (31), nestor en benjamin van de Nederlandse Business Lunch in Rio de Janeiro. De hamburger- en pizzahandel was de harde leerschool die beiden nu van pas komt bij het gidsen van buitenlandse investeerders in het veelbelovende, maar complexe Brazilië. „Alles is hier intenser en groter, zowel de moeilijkheden als de kansen”, zegt Van Voorst, die de fastfoodketen Bob’s jarenlang door de Braziliaanse achtbaaneconomie loodste. Rooseboom wil zijn met bloed, zweet en tranen opgebouwde restaurant koste wat kost in volle bloei zetten. „Ik ben al anderhalf jaar aan het ploeteren en vechten en dat zal verdomme niet voor niets zijn. I will overcome.”

HET PORTRET PETER VAN VOORST VADER EN BOUDEWIJN ROOSEBOOM

Op avontuur in Brazilië

• Huidige functie: bestuurslid Bob’s, vertegenwoordiger Golden Tulip, consultant (Vader)
• Managing director Flexair Group (Rooseboom)
• Opleiding: master international business (V) master bedrijfseconomie (R)
• Vorige functies: marketingmanager Shell, president-directeur Bob’s (V) Accountmanager MCI (R)

door KIERAN KAAL

Hoezo Brazilie? 
Rooseboom: Na mijn studie ben ik met de motor van Vuurland naar Alaska gereden, via Brazilië. Eenmaal terug werd Nederland me algauw te krap, te uitgekauwd. Ik kreeg de kans aan de rand van Rio een restaurant op te bouwen. Helemaal alleen, al googelend naar instructies metselde ik een pizzaoven. De zaak begint eindelijk te lopen. Daarnaast ruik ik via de Flexair Group aan het grotere geld.

Vader: Ik werd in 1985 door Shell naar Brazilië uitgezonden. Een land waar je op slippers naar een trouwerij kunt, heerlijk! Ik houd van de warmte, het geluid van de zee. Toen Vendex in 1996 Bob’s verkocht, heb ik de sprong gewaagd.

Volgens de Wereldbank zijn Nigeria, Bangladesh en de Palestijnse Gebieden ondernemersvriendelijker dan Brazilië. Moet je een avonturier zijn om hier te slagen? 
V: Brazilië is verleidelijk, de mogelijkheden zijn onbegrensd, maar zaken doen vergt een enorm doorzettingsvermogen. Plotse devaluaties, 6% rente per maand; ik heb een hoop opdonders gehad. Maar de economie is genormaliseerd.

R. Tja, avonturier, ik zie mezelf liever als een echte ondernemer. Ik zie kansen die Brazilianen niet zien. Soms loop ik met mijn kop tegen de muur met mijn Europese mentaliteit. De paradox is dat je hier veel vrijheid hebt, maar ook wordt teruggezogen in het lage tempo van het land.

Hamburgers, pizza's? De meeste Brazilianen zijn toch al blij met een potje bonen met rijst thuis op tafel? Besteden ze wel genoeg? 
R: Ik moet het natuurlijk niet hebben van de sloppenbewoners. Maar de middenklasse groeit. En wat Brazilianen hebben, geven ze zo snel mogelijk uit. Het zijn geen spaarders.

V: Vergeet niet dat er 190 miljoen Brazilianen zijn. Als je 30 miljoen oma’s een ijsje van een euro kunt laten kopen, is dat 30 miljoen euro.
Los van de eetcultuur, staat Rio bekend als een kannibaliserende stad. Het is eten of gegeten worden.

Hoe houd je je staande in het gesjoemel? 
V: Dat prettige informele is in Rio wat doorgeslagen, dat is wel eens moeilijk. Maar als buitenlander heb je nauwelijks last van corruptie, je houdt je gewoon van de domme. Eén keer heb ik de politie moeten betalen voor het vrijlaten van een filiaalmanager, bij wie een oude illegale waterleiding in het restaurant was ontdekt. We wisten daar niets van, maar in zo’n geval gaan je mensen voor.

R: Ik vecht ertegen en soms geef ik een beetje mee. Als ’de irritante gringo’ zit ik mijn leveranciers en personeel flink achter de vodden. Maar zolang je blijft glimlachen, kunnen Brazilianen veel hebben.

Brazilie wordt wel het eeuwige land van de toekomst genoemd. De beurs in Sao paulo explodeert, maar sociaal zit er weinig schot in. Waar zie je Brazilie en jezelf over tien jaar? 
R: In Brazilië. Ik kwam met een rugzak en ik zal eindigen met een bloeiende zaak. De kansen blijven hier uit de boom vallen. Wat betreft het macroplaatje: de auto’s en winkelcentra zullen groter worden, maar aan de armoede in de onderlaag zie ik niet veel veranderen.

V: Geen idee waar ik dan zit. Maar Brazilië heeft de weg omhoog te pakken. De beursgroei en miljardeninvesteringen uit het buitenland zorgen voor een schoonmaak in Braziliaanse bedrijven. Het zwarte geld gaat eruit. En durfinvesteerders merken dat het rendement hier hoger is dan elders. Iedereen loopt nu achter die suffe bio-ethanol aan, maar kijk eens naar de watermarkt, onroerend goed, emissierechten. Er is hier nog zoveel te doen.

zondag 23 september 2007

Overval


LADROES ROUBAM EMPRESARIO E MATAM PM

Door Larissa Lima

O domingo terminava com um jantar à luz de velas no Restaurante Cantarel, na Serra da Tiririca, em Itaipuaçu. O cardápio foi oferecido pelo holandês B., de 31 anos, dono do estabelecimento, para o cabo da Polícia Militar Marcus Vinicius Domingos Costa Lima, de 35 anos, e sua namorada Márcia, que estavam acompanhados de uma mulher, identificada como Renata, quando um grupo de homens armados invadiu o local para seqüestrar o comerciante. B. foi agredido, algemado e levado até a sua casa, no mesmo bairro, que foi saqueada por dois bandidos. No restaurante, outros criminosos faziam dois funcionários do local e os três clientes de reféns, até revistarem as vítimas e encontrarem um documento que identificava Lima como policial. O PM também foi levado e, depois, encontrado morto, carbonizado, no porta-malas do carro de sua namorada, na Estrada Francisco da Cruz Nunes, no Cafubá.

"Nós estávamos fechando, já havíamos servido o jantar para o casal e uma amiga deles, que estavam hospedados na Pousada The Flying Dutchman, localizada no mesmo terreno do bar, quando dois homens entraram e me pediram uma pizza. Eu disse que não havia mais lenha, então pediram refrigerantes. Quando eu fui pegar, eles me deram uma coronhada, e eu caí", relatou o holandês.

Segundo o comerciante, os homens se identificaram como policiais federais e disseram que o matariam caso não entregasse todo o dinheiro que tinha em sua residência. B. teria negado possuir grande quantia em dinheiro em casa, mas a dupla o algemou, colocou num carro e seguiu para o endereço do holandês.

"Eles me colocaram no carro por volta de meia-noite. Acredito que já me conheciam, sabiam o que queriam e qual seria o melhor momento para me abordar. Eu guiei os homens até a minha residência, e lá decidiram levar tudo o que conseguiriam", contou B.

Os homens chegaram na casa da vítima por volta de 1h. Eles trancaram o estrangeiro no banheiro depois de ter conseguido R$1 mil em dinheiro. Levaram ainda um computador portátil e aparelhos de TV, microondas, DVD, CDs e até garrafas de uísque.

"Mesmo me ameaçando de morte, eu pedi para não levarem a memória do meu computador, e eles a deixaram", disse na delegacia.

Outros dois homens fizeram como reféns o policial e sua namorada, a amiga deles e dois funcionários do restaurante. Eles foram revistados, e com Lima, os bandidos encontraram um documento que o identificava como policial militar.

Os homens - que estavam em contato com a outra dupla através de um celular - seqüestraram o cabo, que era lotado no 12º BPM (Niterói), também sob ameaças de morte, e fugiram do local no carro da namorada do PM, um Chevrolet Prisma. Márcia teria acionado a PM, que só encontrou o corpo por volta das 5h, a menos de 500 metros do Destacamento de Policiamento Ostensivo (DPO) do Cafubá. O corpo foi encontrado no porta-malas do veículo, na Estrada Francisco da Cruz Nunes, carbonizado.

O holandês está com um corte na cabeça. Assustado com o crime, ainda não sabe o que irá fazer nos próximos dias.


O assalto à residência, o seqüestro e a invasão do estabelecimento foram registrados na 82ªDP(Maricá). Já o homicídio do policial foi registrado na 81ªDP (Itaipu).

A associação de Cabos e Soldados da Polícia Militar está oferecendo R$ 2 mil para quem der informações sobre os assassinos do policial.

Sepultado com honras militares
Sob a chuva fina que caía na tarde de ontem, e cercadas de muito silêncio e medo, quase cem pessoas, entre familiares e colegas de farda, acompanharam o enterro do corpo do cabo Marcus Vinicius Domingos Costa Lima, no Cemitério do Maruí, no Barreto, Zona Norte de Niterói. Com honras militares, precedido de toque de silêncio e coberto pela Bandeira do Brasil, o corpo foi velado na capela A, em rápida cerimônia. Familiares não permitiram a presença da imprensa na capela. Entre as coroas de flores enviada aos familiares do cabo, uma delas estava em nome da prefeita de São Gonçalo, Aparecida Panisset (PDT).

Colegas de farda e amigos do cabo Lima fizeram questão de prestar as últimas homenagens a ele. Muitos deles não escondiam a emoção e chegavam às lagrimas tão logo deixavam a capela. A mãe do policial estava inconsolável e cercada de familiares. Não entendia por que o filho foi assassinado de forma violenta. "Meu filho só cumpria ordens e nada mais" afirmou a mãe do PM, durante o sepultamento.

O atestado de óbito, assinado pelo médio legista Jacintho Boerchart Serdio, expedido pelo cartório da 5ª Zona Judiciária de Itaipu, Região Oceânica de Niterói, apontou como causa morte: ferida penetrante do crânio, com laceração e hemorragia do encéfalo e meninges, produzida por disparo de arma de fogo. (Claudio Emanuel)

Ladrões roubam empresário e matam PM

Absolvido em dois processos
O cabo da PM Marcus Vinicius Domingos Costa Lima, já havia sido condenado a 12 anos de prisão pela morte do inspetor da Polícia Civil Fábio Ferreira Santana, em 2000. O julgamento foi realizado na 3ª Vara Criminal de Niterói. Mas o advogado do policial recorreu e conseguiu que ele aguardasse o julgamento do recurso em liberdade. O Ministério Público está avaliando o caso.

O nome de Marcus Vinicius também foi citado na relação de 12 policiais do 12° BPM (Niterói) acusados de supostas ligações com o grupo de Anderson Oliveira de Santana, o "Anderson Negão", que na época era, segundo a polícia, suspeito de comandar a venda de drogas da Favela Vila Ipiranga, no Fonseca. Foram feitas investigações conjuntas por policiais da 78ª DP (Fonseca) e pelo comando do 12º BPM (Niterói), onde serviam os acusados.

A Auditoria de Justiça Militar absolveu os acusados e todos foram colocados em liberdade. O Ministério Público, no entanto, recorreu e eles acabaram condenados a 12 anos de prisão. Os advogados também recorrreram e os réus estão em liberdade, aguardando a decisão de instância superior, em Brasília.

Esse processo foi desmembrado e a outra parte foi para a Justiça comum, mas ainda não há data para o julgamento. Lima era conhecido também entre os colegas de trabalho como "Marcão". (Sérgio Soares)

O Fluminense

zaterdag 21 oktober 2006

Even twee tuinlampen kopen



Hoewel ik mij nu alweer geruime tijd in Brazilië begeef, blijft mij de handelswijze van een gemiddelde Braziliaanse snuisterijen-winkel toch, op zijn zachts gezegd, nog steeds ietwat curieus voorkomen. Alle reden tot nader schrijfsel dus.

Even twee tuinlampen kopen 
Zoiets begint doorgaans goed. Winkels met een gelijksoortig assortiment zijn, zoals in veel Latijns Amerikaanse landen, ook hier geneigd zich zij aan zij te plaatsen in slechts één straat, dan wel enkele elkaar nader gelegen straten. Je behoeft dus slechts de juiste buurt in te duiken om te weten dat er in de wijdse omtrek werkelijk geen enkel productalternatief voorhanden zal zijn. Of dit de concurrentie positie ten goede komt betwijfel ik, maar de gemiddelde consument is er in ieder geval bijzonder bij gebaat. Zo toogde ik op een goede dag richting het juiste district, opzoek naar enkel twee buitenlampjes om de Cantarel ´s avonds wat kleurrijker mee te verlichten.

Je bent de drempel nog niet over of je wordt al snel keurig aangesproken door een, veelal zwarte medewerker die zich kennelijk heeft weten te ontrekken aan zijn of haar, altijd in overvloed aanwezige, collega´s (arbeid is nu eenmaal goedkoop), die niet zelden geneigd zijn zich, als een niet te passeren ME-cordon, pal voor de ingang schouder aan schouder op te lijnen. Even rustig alleen rondkijken is er hier niet bij. Voor dat je het weet, wordt je geschaduwd door zo’n hardnekkige KGB-variant, welke werkelijk instaat is je zelfs tot in de toiletten na te blijven staren. Ok, ik geef me over en daar gaan we dan, samen opzoek naar datgene dat ik hebben moet. En daar loopt het meteen al spaak. Er bestaat namelijk nogal een discripantie tussen hetgeen dat ik behoef en hetgeen dit commissie-geile personeel mij doorgaans probeert te slijten. In welke winkel ik mij ook begeef, overal worden mij allerlei volledig willekeurige artikelen aangeboden waar ik in de verste verte niet op zit te wachten laat staan om gevraagd zou hebben: ´Goedemiddag, ik ben opzoek naar een koffiezetapparaat´. ´Helaas meneer die zijn uitverkocht. Maar kijk, we hebben wel nog hele mooie toiletbrillen in de aanbieding´. Zoiets dus. Ik, erger dan een straatsteen, laat mij hier natuurlijk niet één twee drie door misleiden en blijf, vergezeld van de hier niet weg te denken glimlach, volharden in een vriendelijk nee. En zo gaan we verder, samen richting de tuinlampen afdeling. Onderweg worden en passant nog even twee andere klanten geholpen en als ik de goede man niet vriendelijk doch dringend vraag mij op z´n minst de juiste richting te wijzen, had alleen dat rustig zomaar weer een kwartier extra kunnen duren. Een Braziliaan met ook maar een spoortje urgentie gevoel moet je hier dan ook met een kaarsje zoeken.

Eenmaal samen bij de lampen aangekomen, blijkt elke vorm van aanvullende informatie te ontbreken. De prijzen zijn niet bekend (omdat het niet ongebruikelijk is om voor verschillende klanten verschillende prijzen te berekenen, wat overigens ook weer niet overal zo is), de voorraad is niet bekend en de doeleinden cq. toepassingen van de verschillende producten worden er vaak ter plekke bij verzonnen. Daarnaast zijn meedenkende verkopers vrijwel onvindbaar. Het is dan ook vooral zaak eventuele informatie op voorhand te verzamelen om vervolgens volledig geïnformeerd tot een eventuele koop over te gaan. Je ter plekke laten informeren leidt vaak tot teleurstellende resultaten omdat men het eenvoudigweg gewoon niet weet en daarnaast doorgaans ook niet bijzonder vlijtig is om de eventueel ontbrekende informatie te achterhalen. Gemakzucht lijkt mij hier de gepaste term.

Een voorbeeld: Ik koop nu al bijna anderhalve maand brood bij een supermarkt (Braziliaanse Albert Heijn variant) waarvan, eenmaal bij de kassa, standaard de productcode onjuist blijkt. De procedure is dan dat er vervolgens, via allerlei tussenschakels, een medewerker wordt opgetrommeld, wat alleen al rustig 5 minuten kan duren, welke op commando terug de winkel in drentelt opzoek naar de juiste code. Ook weer 5 minuten. Daarnaast moet er niet zelden ook een leidinggevende bijkomen, die als enige met kassleutel instaat is de op hol geslagen kassa weer enigszins te kalmeren. Om dit tergend langzame proces ietwat te versnellen, heb ik tegenwoordig een bonnetje met productcode bij me, welke ik dan ook automatisch afgeef. Wat notabene tot op de dag van vandaag ook nog steeds nodig blijkt. Van vakkenvuller, caissière tot vloermanager is er dus werkelijk niemand die zich na anderhalve maand geroepen voelt dit euvel uit den wereld, dan wel supermarkt, te helpen.


Terug naar de lampen
Inmiddels had ik al enkele modellen uitgeprobeerd, waarbij de ene lamp wel genoeg licht gaf maar ook teveel stroom consumeerde, terwijl de ander dat laatste niet deed, maar hierdoor weer te zwakjes bleek. Daarnaast bleken er nog allerlei varianten in kleur, straal afstand en de mate van waterdichtheid te zijn. Kortom, ik wist inmiddels waar ik het over had en vraag de, tot nu toe bijzonder behulpzame, verkoper of ze ook over het door mij gewenste type beschikken. En dan begint het gedonder pas echt. Hij weet dat namelijk niet. Op zich overigens ook helemaal niet zo gek. Hoe echter, op een vrijwel ondoorgrondelijke Braziliaanse manier, men hier vervolgens achter probeert te komen, blijft voor mij vaak een niet te vatten procedure met kafkaëske trekken. Het woord procedure is hier trouwens enigszins misplaatst want het is eerder juist het ontbreken daarvan wat tot het soort van ongeorganiseerde chaos leidt waarin dit soort koopavonturen niet zelden lijken te stranden.

Eerst wordt lukraak de eerste de beste in de buurt zijnde collega aangesproken die, zo getraind als ze zijn, zich graag ook weer volledig door mij laat informeren over het hoe, wat en waarom van waar ik precies naar opzoek ben. Zoiets kan zich nog rustig drie keer herhalen en om te voorkomen dat je binnen no-time met het gehele vloerpersoneel staat te keuvelen, sla ik uit ervaring een dergelijk kansloze stap meteen over. `Misschien weten ze er achter de balie meer van. Of kijk anders eens in de computer´. Stel ik voor. Het is hierbij echter wel zaak om de groep welwillenden klein te houden want het zgn. synergie-effect (waarbij het geheel groter is dan de som der delen) neemt hier in Brazilië standaard omgekeerde vormen aan. Dat wil zeggen dat één onwetende medewerker nog altijd minder schade aanricht en beter te corrigeren blijft dan twee. Laat staan een hele groep van dit soort individuen. Tel daar het volledig ontbreken van enige vorm van verantwoordelijkheidsgevoel bij op en je kunt er donder op zeggen dat er op enig moment helemaal niets meer gebeurd en men slechts nog passief op de ander zit te wachten. Als de situatie na 10 minuten dit soort vormen aan neemt - en dat deed het - wordt het tijd de manager in te schakelen. Managers zijn bij mijn weten namelijk erg gesteld op hun managerspositie en daarom geneigd elke kans aan te grijpen deze te doen gelden. Waarmee ik in het geheel niet de illusie wil wekken dat het probleem daarmee opgelost zou zijn. Maar een zekere (over-) dosis status gevoel is de gemiddelde Braziliaan zeker niet vreemd, wat in dit soort situaties doorgaans resulteert in een behulpzame, enthousiast handschuddende en natuurlijk breed glimlachende goedzak. Met enkele voor mij onverstaanbare commando´s stuurde hij het personeel weer heen. Tuurlijk hadden zij wat ik zocht en de lampen zouden spoedig opduiken. Of ik echter eerst even bij de kassa wilde afrekenen.

Ook zoiets; je kunt hier dus vrijwel nergens met één en dezelfde persoon je zaken regelen. In tegendeel, alles wordt het liefst over tien verschillende schijven verdeeld. Werkelijk voor alles hebben ze een apart loket verzonnen, bemand met vaak een overschot aan half in slaap gesukkeld personeel. Zo komt het voor dat je door één medewerker wordt geholpen van wie je vervolgens een bonnetje krijgt, wat je dan weer bij een aparte kassa op kabouter hoogte dient af te rekenen. Daar wordt vervolgens weer een ander bonnetje gefabriceerd waarmee je naar een volgend loket wordt verwezen, alwaar je tegen inlevering hiervan je gekochte spullen vrij krijgt. Hierbij is de procedure wel zo dat er naast een inpakker ook vaak nog een in rang hoger geplaatst iemand aanwezig is om te kijken of de bon ook daadwerkelijk correspondeert met het zojuist ingepakte materiaal. Of het nu een tas vol spullen of slechts één enkel snuisterijtje betreft, de procedures zijn er om nageleefd te worden. Het geheel krijgt iets komisch als je bedenkt dat de hierbij betrokken individuen zich vaak nauwelijks meer dan slechts een gestrekte meter van de ander bevinden, waardoor het allemaal toch al wat vreemd aandoende, omslachtige gedoe een wat bandwerkachtige bijsmaak krijgt. Alle loketten zijn overigens standaard voorzien van een rij wachtenden - hoe kan het ook anders - zodat je dus sowieso (drie-) dubbel staat te wachten. En alsof dit alles nog niet genoeg is, loop je in sommige zaken zelfs nog het risico dat ze je bij de uitgang nog eens aanhouden om het zojuist bijeen gespaarde stapeltje bonnetjes alsnog van de broodnodige stempels te voorzien. Melkert had hier zijn lol op gekund met het zoeken naar gepaste zwakzinnige baantjes.

Ik, inmiddels bekend (maar niet gewend) met dit soort gekte, lever na keurig te hebben afgerekend mijn bonnetje in bij de daarvoor bestemde balie. Weer wachten. Iemand voorziet mij nog zeer attent van een kopje suiker met wat koffie (vooral niet te verwarren met een kopje koffie met wat suiker). Vijf minuten verstrijken en jawel, daar zijn mijn buitenlampen. Althans dat zegt hij, maar zijn het ze ook? Voordat hij de kans heeft ze in een doosje te frummelen, verifieer ik nog even snel of dit ook daadwerkelijk het model betreft waar ik zo naarstig naar opzoek ben. En mijn twijfel wordt bevestigd, want het zijn dus duidelijk niet de lampen waarom ik had gevraagd. Weer de manager er bij. Weer die brede glimlach. Weer dat iets te amicale schouder klopje. En weer dat veelvuldig herhalen van: No problem! No problem! Je wordt er toch gestoord van.

Lange diepe overpeinzingen hebben mij er inmiddels toe gebracht te denken dat deze volslagen afwezigheid van efficiency, dat voortdurende vastlopen van het systeem, zowel economisch als maatschappelijk, met als gevolg een focus op het zgn. korte termijn denken, allen slechts gevolgen zijn van zaken zoals een constant gebrek aan communicatie dan wel een enigszins efficiënte vorm van interactie tussen individuen c.q. organen. De Braziliaan communiceert namelijk eenvoudigweg niet. Wat hier normaal gesproken voor communicatie moet doorgaan is slechts het heen en weer strooien van een hoop achter elkaar geplakte onsamenhangende zinnen. Ergens overheen praten, elkaar in de rede vallen, vragen negeren, van onderwerp wisselen of ronduit liegen, het zijn allen stuk voor stuk basis begrippen in de Braziliaanse communicatie cultuur. Er wordt door de wederpartij ook meestal vrij weinig tot helemaal niets geregistreerd van wat hem of haar verteld wordt. Dit leidt op haar beurt weer tot onbegrip en wantrouwen wat maakt dat de algemene chaos logischerwijs al snel compleet is. Als er vier mensen aan een tafel zitten, luistert er in het gunstigste geval misschien één. De rest praat, en daarbij het liefst harder dan de ander. Dat men hier niet instaat lijkt tot gedegen afspraken te kunnen komen, verbaast mij dan ook allerminst. Zonder uitzondering wordt er ja geknikt en nee gezegd. Wordt er rechts gewezen maar links bedoeld. Zegt iemand dat iets niet kan, om het vervolgens toch gewoon te doen. Of erger, zeggen dat het wel kan om vervolgens juist weer niets te doen. Vergeet ook vooral de functie van voicemails, dan wel het middels een derde achterlaten van een bericht. Niet terugbellen is de norm, wie dat wel doet, wijkt af en wordt als eigenaardig beschouwd. Dat geldt ook voor bedrijven. Je moet als klant blij zijn dat je bij hen mag kopen en het is zeker niet andersom. Er valt hier qua service en verkoop wat dat betreft nog een hele wereld te winnen.

Anyway, uiteindelijk komt het dan toch allemaal op zijn pootjes terecht en kan ik na welgeteld zo´n 25 minuten mijn twee zo bevochten buitenlampjes in mijn tas steken. Daarbij moet nog gezegd dat het soms is alsof de inpak-boy (hoe noem je zo´n iemand) wordt betaald naar het aantal door hem verbruikte plasticzakjes. Alles moet, het liefst apart, in een plastic zakje. Waar je ook komt, wat je ook koopt. Een fles afwasmiddel en een pak brood in één zakje? Neeee, aparte zakjes voor schoonmaak- en levensmiddelen. Een zak aardappelen rechtstreeks in mijn rugzak? Neeee, om de zak een extra plastic zakje, of liever zelfs twee. Alsof zijn leven er vanaf hangt. Dat misschien niet, maar wellicht wel zijn baan. Het is natuurlijk van hogerhand opgelegd. Daarnaast is het gratis, en dan lust de gemiddelde Braziliaan er, ongeacht wat het is, wel pap van. Van zuinigheid is hier, dankzij de torenhoge inflatie, tenslotte nog nooit iemand beter geworden. Daarover de volgende keer meer.

Hierbij laat ik het voor dit keer. Het blijft wonderlijk.

Grt,