zaterdag 6 december 2008

Dode Zielen

Aan hen die mij zo regelmatig verwijten dat het allemaal niet vrolijk genoeg is wat ik schrijf, en zo graag eens wat leuks en positiefs zouden horen, richt ik onderstaande tekst uit het boek ‘Dode Zielen’ van de Russische grootmeester Nikolaj Gogol. Ik hoop met dit staaltje plagiaat te kunnen volstaan en zou de ontevreden c.q. onbegrijpende lezer voortaan willen doorverwijzen naar de Neckermann reisgids en aanverwante lectuur waarin in zeer toegankelijke bewoording kan worden gelezen over eeuwig witte stranden, deinende palmbomen, de zo gastvrije en goedlachse bevolking, locale culinaire hoogstandjes, bruisende steden, etc.... Mogen zij eeuwig zwijgen.


Uit ‘Dode Zielen’ van Nikolaj Gogol: 
Gelukkig de schrijver die, voorbijgaand aan saaie, afstotende personages met hun al te fel realistische treurigheid, personages kiest die een sieraad voor de mensheid zijn, gelukkig de schrijver die uit de machtige maalstroom van dagelijks ronddwarrelende beelden slechts een enkele uitzondering heeft waardig gekeurd, die nooit eenmaal de verheven klanken van zijn lier heeft verraden, die nooit van zijn grote hoogten is afgedaald naar zijn nederige, nietswaardige medemens, die zonder de grond ooit aan te raken geheel en al opgaat in verre, aan de aarde ontrukte, verheven beel den. Dubbel benijdenswaardig is zijn heerlijk lot: hij is in hoger sferen kind aan huis; en ondertussen verbreidt zijn faam zich luidruchtig over de wijde wereld. Een bedwelmend rookgordijn heeft hij opgetrokken voor de ogen der mensen; gevleid heeft hij hen als geen ander, al het treurige in het leven heeft hij verhuld, hij heeft het schone in de mens getoond. Alles trekt applaudisserend achter hem aan en volgt zijn zegekar. Hij geldt als een groot dichter, een dichter van wereldfaam die hoog zweeft boven andere genieën dezer wereld, zoals de adelaar zweeft boven andere hoogvliegers. Alleen al bij het horen van zijn naam raken jonge, vurige harten door een rilling bevangen, blinken tranen in aller ogen... Hij kent zijn gelijke niet, hij is een god!
Hoe anders is het lot van de schrijver die de moed heeft al datgene naar boven te halen dat zich dagelijks voor onze ogen afspeelt maar dat onze onverschillige ogen niet zien, heel dat afschuwelijke, afschrikwekkende slib van kleinigheden waarmee ons leven is bedekt, heel die diepte van koude, versplinterde, alledaagse personages die over ons aardse, veelal doornige en moeilijke pad krioelen, hoe anders is het lot van hem die de moed heeft met de brute kracht van zijn meedogenloze beitel dit alles duidelijk en onverhuld den volke te tonen! Voor hem geen applaus van de massa's, voor hem geen tranen van erkentelijkheid, noch de eensgezinde vervoering van geesten die in zijn ban verkeren, geen zestienjarig meisje dat hem met beneveld hoofd in heroïsche verrukking tegemoet vliegt; voor hem geen vergetelheid in de zoete bekoring van aan de eigen lier ontlokte klanken; voor hem, tenslotte, geen ontkomen aan het oordeel der mensen, aan het huichelachtige, gevoelloze oordeel der tijdgenoten dat zijn geesteskinderen nietswaardig en laag noemt, hem een minderwaardig plaatsje toebedeelt in de rij schrijvers die een schandvlek voor de mensheid zijn, hem de eigenschappen van zijn eigen helden toedicht, hem hart en ziel en de goddelijke vlam van zijn talent ontneemt. Want het oordeel der tijdgenoten begrijpt niet dat een glas waar de zon in speelt niet minder wonderbaarlijk is dan een glas dat de bewegingen van onaanzienlijke insekten weerkaatst; want het oordeel der tijdgenoten begrijpt niet hoeveel zieleadel er nodig is om een schilderij dat uit het verachte leven is genomen teverlichten en te verheffen tot een parel der schepping; want het oordeel der tijdgenoten begrijpt niet dat de verheven, vervoerende lach het waard is gesteld te worden naast de verheven, lyrische ontroering, het begrijpt niet welk een kloof er gaapt tussen deze lach en de grimassen van de potsenmakers op de kermis!
Dit alles begrijpt het oordeel der tijdgenoten niet en het overlaadt de miskende schrijver met verwijten en scheldkanonnades; zonder enig blijk van deelname, zonder weerklank, zonder reacties blijft hij, als een reiziger zonder gezin, eenzaam en alleen achter op de weg. Hard is zijn lot en bitter voelt hij zijn eenzaamheid.

vrijdag 8 augustus 2008

Back to the Future

Das ding an sich
Eerder op de dag had ik een kaartje gekocht voor de bus van 18.30 van Florianopolis naar Curitiba en dat wilde ik nu graag omruilen voor een vertrek van 15.00. Zojuist had ik om deze reden ook al even gebeld met de busmaatschappij, maar de telefoniste meldde dat omruilen niet telefonisch en slechts aan de balie op het busstation kon geschieden. En daar stond ik nu te wachten, in de rij voor de ticketbalie. Het computersysteem was down en één en ander kon nog wel even gaan duren.
Achter de balie liepen gefrustreerde personeelsleden nerveus van links naar rechts zonder daarbij enige wezenlijke arbeid te verrichten. Er werd gebeld en daarbij hevig met armen gezwaaid. Her en der werden mensen lukraak geholpen dan wel verwezen naar andere loketten. Wachtenden drongen voor in de rij en stemmen werden geïrriteerd verheven. Kortom er was duidelijk sprake van een ontregeld systeem. Het deed me denken aan een mierennest waarin wanneer je er wat zand overheen gooit de mieren opeens als gekken kriskras door elkaar beginnen te dollen. En hier stond ik als een kind zo gefascineerd dat mierennest aandachtig aanschouwend in mij op te nemen.
Mijn eerste reactie was irritatie. Maar na dit alles zo’n twintig minuten te hebben gadegeslagen bekroop mij opeens een zeer helder gevoel van inzicht, van begrip, rust en acceptatie. Dit was hun wereld, hun samenleving met al haar specifieke facetten zoals daar zijn; taal, communicatie, sociale omgangsregels, normen en waarden, gedeelde symbolen, helden, leiders, educatieniveau, financiële middelen, etc.

We kennen onze eigen cultuur en als buitenstaanders beschouwen we die van een andere samenleving. Wat daaruit volgt is niets anders dan het benoemen van de verschillen. Maar de echte werkelijkheid, das Ding an Sich, zoals Kant het mooi verwoordde, is daarbij niet kenbaar. En toch voelde ik mij, toen ik daar zo stond, even heel dicht bij die Braziliaanse werkelijkheid.

São Paulo
Onlangs verhuisde ik van Rio de Janeiro naar São Paulo en ja dat onderscheid is wel te merken. Deze stad is schoner, wordt beter onderhouden en ook qua bewoners merk je dat er duidelijke sociale verschillen bestaan tussen de Cariocas en de Paulistanos. Maar de door deze laatste groep zo trots gebezigde vergelijking van hun stad met New York loopt in mijn ogen toch wat mank. Je kunt hier als westerling een prima leven leiden van alle gemakken voorzien, er is tenslotte weelde in overvloed. Maar als je toevallig niet tot de kleine groep bevoorrechten behoort dan ben je ook in São Paulo al vrij snel aangewezen op een toch wat armoedig bestaan. De verdeling van al die relatieve rijkdom (de deelstaat São Paulo is verantwoordelijk voor 30% van het BBP van Brazilië) is in die zin ook hier beslist niet optimaal. En dit is natuurlijk in heel Brazilië meer regel dan uitzondering. Het mag het land dan economisch redelijk voor de wind gaan, de gewone man die maandelijks rond moet komen van een salaris van slechts 175 euro merkt daar maar bar weinig van.

Economische voorspoed
Er is tegenwoordig veel te lezen over de economische opkomst van de zgn. BRIC landen. China is in deze groep met 11.4 % groei koploper, op de voet gevolgd door India, Rusland en Brazilië met respectievelijk 9.2, 8.1, en 5.4 % groei (2007). In Brazilië lijkt de langverwachte toekomst nu dan ook eindelijk aangebroken en ontwaart men gouden bergen aan de horizon. Op macro-economisch niveau zijn er inderdaad duidelijk verbeteringen zichtbaar; zowel de export als de binnenlandse bestedingen stijgen, de inflatie is redelijk onder controle en het werkeloosheidscijfer lijkt langzaam te dalen. Het is echter van essentieel belang dat met deze prille macro-economische voorspoed de sociaal maatschappelijke fundamenten van een samenleving parallel meegroeien. Gebeurt dat niet, dan is het effect van een dergelijke economische groei vele malen minder effectief dan deze in feite zou kunnen zijn. En dat is mijns inziens nu exact het probleem waar Brazilië thans mee te kampen heeft.

Verschillen c.q. achterstanden in vergelijking van Brazilië met de westerse wereld zijn er op allerlei terreinen; economisch, cultureel, medisch, sociaal, ethisch, juridisch, etc. Deze maatschappelijke onderdelen vertonen een sterke onderlinge samenhang, wanneer er één verandert zullen de anderen automatisch mee veranderen. Het geheel werkt als een organisch model. In ons kapitalistisch systeem ligt de primaire nadruk veelal op de economische voorspoed waarbij de algemene verwachting is dat de andere factoren vanzelf in positieve zin meegroeien. Een zekere correlatie is hier niet uit te sluiten, tenslotte zijn de landen waar het economisch voor de wind gaat vrijwel zonder uitzondering ook allen koplopers op de andere terreinen.
Toch biedt dergelijke economische voorspoed allerminst garanties voor een evenredige groei van andere sociaal maatschappelijke factoren. Hans Rosling geeft in zijn bespreking (TED 2006) over de correlatie tussen kindersterfte en ‘s lands bruto binnenlands product (BBP) al aan dat, hoewel er wel sprake is van een zekere vorm van evenredigheid, een hoger BBP per capita niet per definitie betere gezondheidscijfers laat zien. Dat komt omdat, zoals hij het zelf zo mooi zegt:“ Health can not be bought at the supermarket”. Je moet er in investeren, de bevolking opleiden, medisch personeel trainen, etc. Andersom is wel waar. Een betere gezondheidszorg leidt op den duur tot een hoger BBP. De vraag rijst dan ook hoe en waar je je kapitaal inzet.

Human capital
Zoals ik in mijn voorgaande betoog; 'Kip of Ei?' al aanhaalde is het in Brazilië van primair belang te investeren in onderwijs. Zolang een groot deel van de bevolking hier maar mondjesmaat of zelfs geen toegang toe heeft, blijft het dweilen met de kraan open. En ook wanneer die toegang er wel is, dan zou het - erbarmelijke- niveau eens wat nader onder de loep gelegd kunnen worden. Er is op dat vlak nog veel te doen. Maar ik vraag mij hoe langer hoe meer af of een dergelijke betere scholing wel voldoende is om Brazilië binnen enkele decennia om te toveren tot het beloofde land waar zo veel Brazilianen heden ten dage de mond van vol hebben en of het niet veel meer een diepgewortelde culturele modus vivendi is die maakt dat Brazilië maar zeer moeizaam aansluiting vindt bij het tempo van de 21ste eeuw en haar zodoende aanhoudend op achterstand houdt. Kapitaal biedt hier geen garanties want, om maar even de vergelijking met Nederland te maken, enkele eeuwen calvinistische nijverheid koop je niet zomaar in gedurende enige prille jaren van relatieve economische voorspoed.

Cultuur
Je behoeft slechts ‘even’ trachten af te rekenen bij de lokale supermarkt of pogen te bellen met een callcenter van een Braziliaanse mobiele telefonie provider en het is wel duidelijk; efficiëntie is hier niet uitgevonden. De voorbeelden zijn legio en op alle niveaus zichtbaar. Ogenschijnlijk eenvoudig ogende processen omtoveren in schier onoplosbare problemen met kafkaëske trekken, hebben de Brazilianen tot kunst verheven. Ik word er soms stapelmesjogge van en altijd rijst weer de vraag, wanneer ik weer eens ergens 'so um minutinho' op zit te wachten, waarom het toch allemaal maar steeds niet lijkt te mogen lukken.
Hoewel je het soms wel zou gaan denken, is er mijn inziens geen sprake van opzet dan wel onwil in het spel, dat zou een bewuste keuze impliceren en daar kan ik hier maar weinig mensen van betichten. Nee, het is de cultuur, een collectief geloofssysteem waarin men het gewoon is dat dingen in de regel niet gaan zoals gepland en men zich daar vervolgens dan ook bij neerlegt, het is tenslotte te verwachten c.q. normaal. Men klaagt er wel over (ja, ook de Brazilianen), maar neemt er zelf wel ook deel aan en houdt zodoende dat zo bekritiseerde systeem dus deels zelf in stand.
Deze vicieuze cirkel doorbreken lijkt soms onbegonnen werk, ondankbaar is het zeker. De Braziliaan zit doorgaans namelijk niet zo te wachten op wat bij ons doorgaat als opbouwende kritiek. Met vluchtige uitspraken als ‘tudo bem’ (alles goed) en ‘ta bom’ (is goed) worden eventuele meningsverschillen en daarmee enige vorm van effectieve informatie-uitwisseling al snel gesmoord en kan het leven weer gewoon verder meanderen op haar voor iedereen zo vertrouwde maar tegelijk zo tergend langzame tempo. Dit culturele gebrek aan helder en open communiceren, waarbij de zender duidelijk geformuleerde informatie stuurt en de ontvanger deze ook ontvangt en vervolgens verwerkt, heeft een extreem verlammende werking op de samenleving als geheel. Niet alleen duurt alles drie keer langer dan nodig, ook leidt het continu tot misverstanden doordat mensen elkaar gewoon niet begrijpen wat op zich weer een voedingsbodem is voor achterdocht en wantrouwen. Dit resulteert op haar beurt weer in het ontlopen van verantwoordelijkheden, etc., etc.

Verlichting
Immanuel Kant (1724-1804) definieerde verlichting in zijn “Beantwortung der Frage: Was ist Aufklärung” uit 1784 als volgt: ‘Verlichting is het afleggen van de mens van zijn, aan zichzelf te wijten, onmondigheid’. Waarbij hij stelde dat onmondigheid het onvermogen is, zonder leiding van anderen, van het eigen verstand gebruik te maken.
Dat deze cultuuromslag in Brazilië nog niet, dan wel zeer mondjesmaat, heeft plaatsgevonden moge duidelijk zijn. Je conformeren aan het collectief is hier namelijk nog altijd gedragsregel nummer één. De doorsnee Braziliaan is het eenvoudigweg niet gewend om individueel en onafhankelijk te denken. Op zich ook niet zo gek als je bedenkt dat verreweg het grootste deel van de bevolking volledig gespeend blijft van enige educatieve ontwikkeling. Opvallend is echter dat ook het resterende wél geschoolde deel zo vaak nog volledig vastgeroest blijft zitten in culturele dogma’s. Het lijkt daarom dan ook wel alsof dit individuele, verlichte denken niet zozeer correleert met de ontwikkeling van het verstand als wel met de cultuur waarin men zich ophoudt. Betere educatie staat in Brazilië namelijk veelal slechts gelijk aan een hoger salaris wat, zoals ik eerder al aangaf, niet per definitie tot een humanere samenleving hoeft te leiden. Een grotere auto kopen kunnen we tenslotte allemaal wel, maar de ontwikkeling van de ethiek en moraal, normen en waarden met als gevolg humane sociale omgangsregels die lijken soms toch dichter bij dat kleine tweedehands Fiatje te staan dan bij die uitgebouwde Mercedes S-classe.

Cultuurrelativisme 
Mede door toedoen van de Islam verliest het in de jaren zestig en zeventig zo populaire cultuurrelativisme in Europa steeds meer terrein. De bedoelingen ervan zijn nobel, maar blijken uiteindelijk weinig handzaam. Zeker nu middels globalisatie verschillende culturen meer en meer met elkaar verstrengeld raken ontstaat sterk de behoefte om op allerlei terreinen universele waarden en normen te formuleren. Het is daarbij wel zo praktisch dat we die specifieke culturele eigenschappen, welke maken dat een samenleving als geheel efficiënter functioneert, laten prevaleren. Een blad voor de mond nemen en met termen als ‘tolerantie’ en ‘respect’ de discussie smoren is dan ook niet raadzaam. Niet dat wij als dominante westerse maatschappij zouden moeten bepalen wat goed of slechts is om daarbij andere culturen onze regels op te leggen. Nee, laat deze andere culturen dat vooral zelf bepalen, maar wijs ze daarbij wel op het feit dat wanneer je maatschappelijke hervormingen wenst wel ook zelf zal moeten sleutelen aan je eigen culturele gebreken. Tenslotte, de omstandigheden bepalen niet wie wij zijn, maar laten zien wie wij zijn.

vrijdag 23 mei 2008

Kip of ei?

Een ontwikkelingsland
Rare naam eigenlijk ‘ontwikkelingsland’. Als er in een zgn. ontwikkelingsland namelijk ergens vrijwel geen sprake van is, dan is het wel van een gedegen vorm van ontwikkeling. Zodra het onderwerp ‘ontwikkelingsland’ (ook wel derde wereld land genoemd) ergens ter sprake komt, heeft men - en niet op de laatste plaats de bevolking van het betreffende land zelf - vaak de mond vol van corruptie, onrecht, politici die niet deugen, ongelijke kansen en niet zelden komt ook Amerika nog even voorbij als grote boosdoener. Het bekende rijtje zullen we maar zeggen. Dit zijn op zich geen onwaarheden, maar laat natuurlijk onverlet dat een deel van de verantwoordelijkheid voor de problematiek eenvoudigweg ligt bij de in het betreffende land woonachtige bevolking die dit soort argumenten doorgaans wel heel gemakkelijk te berde brengt.

Het is natuurlijk geen geheim dat de Braziliaanse politiek bestaat uit één grote kluwen roofridders die met onderlinge boterzachte afspraken en hol in de oren klinkende hosannaverhalen, proletarisch zakkenvullend het Braziliaanse volk continue een loef afsteekt. Maar er zijn toch ook zeker vraagtekens te plaatsen bij de zo kritiekloze omarming van de Brazilianen die met hun gedweeë opstelling nu al enkele decennia lang een soort juichdoctrine in stand houden waar je U tegen zegt. Bij onwelgevallige situaties orakelen politici doorgaans maar wat over lukraak uit de doos van pandora opgegraven drogredenen en geen Braziliaan die er verder een nacht minder om zal slapen. Het is mijns inziens dan ook het volk dat met deze passieve houding niet zelden zelf de ruimte schept voor het corrupte gedrag van hun leiders. Het oude evolutionair-liberale spreekwoord: ‘ieder volk krijgt de regering dat het verdient’, lijkt hier dan ook van toepassing. Deze passieve opstelling waarbij men zich op nationaal niveau lijkt te wentelen in een soort slachtoffer rol heeft namelijk grote gevolgen voor de opbouw van de samenleving. Geboekte succesjes zijn vaak meer geluk dan wijsheid en in geval van tegenslag is opeens god de grote regisseur van het geheel. Men is doorgaans dan ook volslagen blind voor het feit dat één en ander niet zelden het gevolg is van eigen handelen.


Top down versus bottom up
In de Economie bestaan er zoiets als de ‘top down’ en ‘bottom up’ benaderingen. Met de eerste wordt bedoeld dat binnen een bedrijf alles van hogerhand (de top) wordt opgelegd en als het ware door de verschillende gelederen van het bedrijf heen sijpelt, tot de instructies uiteindelijk ook bij de bottom terecht komen. De tweede theorie stelt het tegenovergestelde en meent dat de incentives juist van onderop (de bottom) moeten komen en langs diezelfde gelederen hun weg naar boven vinden om daar de top van de juiste informatie te voorzien zodat deze aan de hand daarvan richting kan geven aan de koers van het bedrijf. Als ik deze beide theorieën nu even uit hun bedrijfsjasje pluk en als een soort sjabloon over Brazilië leg dan ontstaan duidelijke parallellen.

Het is hier, wat de bevolking betreft, één en ander maal top down wat de klok slaat. En bij top hoef je dan niet direct te denken aan de zittende president. Nee, het kan ook heel goed de vader, moeder, manager, werkgever, coach, wethouder, burgemeester, you name it, zijn. Hoe dan ook, de tendens is dat alles altijd van hogerhand is opgelegd en dat de verantwoordelijkheid dus ook daar gezocht moet worden. De vraag is nu of dat komt doordat die zgn. top zo autoriteitsgeil is of doordat de lagere gelederen gewoon geen flikker uitvoeren als ze geen op een presenteerblaadje uitgereikte instructies krijgen. We moeten namelijk niet vergeten dat het niveau van het eigen initiatief van de gemiddelde Braziliaan zo ongeveer tot onder het nulpunt reikt. Iets verder kijken dan de neus lang is, is er hier gewoon simpelweg niet bij. En als men niet gewend is initiatief te nemen en bij alles vrijwel passief in plaats van actief handelt dan vervalt daarmee ook al snel elke vorm van eigen verantwoordelijkheidsgevoel. Zodat er bij de minste of geringste kink in de kabel snel naar boven wordt gewezen om zich zodoende vrij te pleiten van elke vorm van schuld dan wel verantwoordelijkheid. ‘Não foi eu’ (ik was het niet) is dan ook een kreet die ik hier te pas en te onpas moet aanhoren. En zij die aan de top zitten bedienen zich van precies dezelfde draaikonterij en wijzen daarbij eenvoudigweg opzij terwijl ze de eigen handen in onschuld wassen. En dat verklaard dan ook alle vetes die zich hier dagelijks op alle niveaus afspelen, waarbij nooit iets wordt opgelost en iedereen de zwarte piet vrolijk doorspeelt.


Niet lullen maar poetsen
Bovenstaande in ogenschouw nemend zal het duidelijk zijn dat wat minder top down en wat meer bottom up mijns inziens de voorkeur heeft. Maar hoe nu deze cultuuromslag te bewerkstelligen? Is het daarbij zaak dat de autoriteit de touwtjes wat meer laat vieren, de uitvoerder wat meer vrijheid krijgt, vervolgens zelf invulling geeft aan zijn of haar wensen en zodoende een prille vorm van verantwoordelijkheidsgevoel ontwikkeld wat op termijn een actieve houding stimuleert en maakt dat niet iedereen elkaar maar wat staat aan te gapen? Zo op papier ziet het er aardig uit, maar zoals zo vaak met theorieën gaan ze in werkelijkheid maar weinig of slechts gedeeltelijk op. Misschien ligt het initiatief namelijk helemaal niet bij de autoriteit, deze probeert in de totale chaos slechts te redden wat er te redden valt. Misschien is het juist wel die zgn. bottom die tot nu toe steeds op eigen handen is blijven zitten en in plaats daarvan deze handjes wat meer zou moeten laten wapperen. Kortom, niet lullen maar poetsen.

Dat laatste is natuurlijk gewoon waar, maar het punt is dat men dat zelf voor zijn of haar persoonlijk situatie maar mondjesmaat inziet, laat staan op collectief niveau. En om dat inzicht enigszins te verwerven is ontwikkeling middels scholing en educatie nodig. En zodoende komt de bal toch weer bij de politieke autoriteit te liggen. Die zal een stabiele basis moeten creëren waarop een degelijk maatschappelijk stelsel vorm kan krijgen met daarin verwerkt de fundamentele maatschappelijke grondbeginselen zoals daar zijn; vrij toegankelijk basis onderwijs, een betrouwbaar juridisch systeem en een efficiënte gezondheidszorg. Alleen zo zal het beschavingsniveau langzaam kunnen worden opgekrikt en Brazilië met de tijd het stigma ‘derde wereld land’ van zich af kunnen schudden. Het is dan ook te hopen dat met de huidige economische voorspoed de politieke tempel te zijner tijd ook eens zal worden schoongeveegd en vrijgemaakt van tollenaars.

maandag 21 januari 2008

Zo dat zit erop

Twee hele jaren 
Twee jaar, twee hele jaren ben ik hier in Rio de Janeiro aan het ploeteren geweest om mijn hoofd boven water te houden. Verdronken ben ik zeker niet, maar toch heb ik mijn haren ook niet geheel droog kunnen houden. Zat ik zo nu en dan eindelijk relatief veilig op de oever, en hopla, dan gebeurde er weer het een of ander zodat ik weer languit in het water lag te spartelen.
Nu is het dan echt mooi geweest en sluit ik het geheel af met een glimlach om het vol goede moed in São Paulo nog eens te proberen. Dat wil zeggen, ik wil mijn bestaan in Brazilië nog zeker wel een kans geven, maar de restaurantbusiness zal ik niet snel weer opzoeken. Neen, zo weinig winstgevend als de afgelopen twee jaren zijn geweest, zo leerzaam waren ze wel. In die zin zelfs bijzonder lucratief. Wat ik allemaal wel niet voorbij heb zien komen aan klanten, leveranciers, muzikanten, medewerkers, praatjesmakers, huisgenoten, oplichters, rovers, buitenlanders, wanbetalers, behulpzamen en hulpbehoevenden, etc., al met al een bijzonder kleurrijk geheel.


Vergane glorie
Rio de Janeiro, een stad die, zeker buiten Brazilie, bij velen een exotische zweem van zon, zee en strand oproept. Een bruisende strandmetropool welke bekend staat om het jaarlijkse carnaval met haar schaarsgeklede defilerende dames, het beroemde Copacabana-strand waar de gekoelde cocosnoten rechtstreeks uit de hemel lijken te vallen, waar niemand werkt, de temperatuur altijd zomers is en waar de bevolking vrolijk dansend over straat gaat.
In de gemiddelde vakantiefolder houdt dit beeld doorgaans wel stand, maar hoe anders kan het soms zijn als je, zoals ik, enige tijd in de stad gewoond en gewerkt hebt. Dan blijkt dat Rio een stad is die nog zwaar leunt op de successen uit haar verleden. Het wereldberoemde liedje ‘the girl from Ipanema’ dateert inmiddels toch alweer van zo’n 45 jaar geleden. En van een enigszins cosmopolitisch niveau van Rio, eens de hoofdstad van Brazilië, is eigenlijk niet meer te spreken. De Copacabana is leuk, maar we kunnen toch moeilijk zeggen dat we het hier hebben over een strandboulevard van wereldse allure. Afgezien van een schitterend wit strand ligt het geheel er een beetje beteuterd bij. De hotels lijken, zowel van binnen als van buiten, stuk voor stuk rechtstreeks uit de jaren zeventig te komen en zijn nodig toe aan een grondige restauratiebeurt. De restaurants en barretjes ontbreekt het aan elke vorm van creativitiet en zijn met hun neonreclames en de wat eentonig gestandariseerde menukaarten, enkele uitzonderingen daargelaten, vrijwel allen exacte kopien van elkaar. En ook het toch wat troosteloze aanzicht van de hordes daklozen en straatprostituees, die uit alle windstreken van het land hier hun heil komen zoeken, is iets wat zich misschien niet zo best meer leent voor wat moet doorgaan als het visite kaartje van Brazilie. Vergane glorie lijkt hier de gepaste term.


Carnaval
Een beetje zichzelf respecterende Carioca (persoon uit Rio) zorgt dat ‘ie, wanneer hij of zij het zich kan permiteren, met carnaval vooral niet in Rio is. De stad wordt dan werkelijk bezet door een buitenlandse invasie van jolige alleenstaande, meestal niet al te hoog opgeleide, mannen opzoek naar vermaak. Dat Rio hier dankbaar gebruik van maakt is natuurlijk logisch. Er is tegen een redelijke prijs geen hotelkamer meer te krijgen en de restaurants, terrassen en stranden puilen uit. Overal worden uit naam van het carnaval feesten gegeven waarbij entree prijzen van rond de honderd euro beslist niet exceptioneel zijn. En waar is al die commotie nu werkelijk om te doen?
Wat de buitenstaander zoal van het carnaval mee krijgt en wat dit spectakel internationaal zoveel aanzien verschaft, zijn slechts de parades die zich in alle beslotenheid van het speciaal daarvoor gebouwde Sambodromo afspelen. Hier krijgt de Braziliaanse onderklasse eenmaal per jaar de kans om, middels een kleurrijk versierde optocht, letterlijk en figuurlijk van zich te laten horen. Toegangs tickets worden gretig doorverkocht, voor niet zelden wel tien maal de waarde, aan onwetende touristen en zijn voor de gewone man dus niet meer te betalen. Ik ken overigens ook vele locale Brazilianen die er uberhaupt weinig plezier in scheppen zich hutjemutje op te stapelen om een stoed gillende hotemetoten voorbij te zien komen. Tuurlijk, je moet het een keer gezien hebben, maar dat is het dan ook. In Nederland vinden we al dat gedoe onder de rivieren, waarbij volwassen mensen zich als een hofnar verkleden en zich vervolgens enkele dagen volledig laten vol lopen, toch eigenlijk ook niet helemaal normaal. En ook het musicale kaliber laat zich tekstueel en qua diversitiet vrij gemakkelijk vergelijken met haar Nederlandse tegenhanger. Het tromgeroffel is explosief, indrukwekkend en zeker ook ritmisch te noemen, maar het gaat vanwege gebrek aan diversiteit en de constante herhaling (elk liedje wordt 45 minuten, jawel 45 minuten! herhaald) al snel vervelen.
En verder. Verder is het natuurlijk niet meer dan een volksfeest dat dient als excuus zodat men zich ongegeneerd te buiten kan gaan aan drinken en feesten. Ik ben dit jaar dus zeker weer van de partij.


Vrolijk
Zijn de carioca’s nu echt zoveel vrolijker of zijn ze gewoon beter in net doen alsof. Dat laatste is zeker het geval, en wat betreft het eerste. Tja, de lagere midden- en onderklasse heeft zich, vanwege de dagelijkse ophoping van problemen en troosteloze vooruitzichten, inderdaad een soort schild van vrolijkheid aangemeten. Dat wil zeggen dat deze mensen inderdaad de kunst verstaan vrolijk (wat nog iets anders is dan gelukkig) te zijn zonder dat daar enige aanwijsbare aanleiding voor is. Sterker nog, men is vrolijk terwijl daar in feite, gezien de omstandigheden, juist geen enkele aanleiding voor aanwezig lijkt. Het is een cultureel ingeburgerde houding van hen die ondanks alle dagelijkse misere, en of ze nu willen of niet, toch gewoon verder moeten in het bestaan. Op zich is dit natuurlijk heel efficiënt en zelfs knap te noemen, maar er kleven wel degelijk ook nadelen aan. Zo ontneemt het de belijders in veel gevallen het laatste restje aan behoefte om te proberen er nog wat van te maken. Ze zijn tenslotte toch wel tevreden. En dat gebrek aan, of zelfs volledige afwezigheid van, behoefte tot vooruitgang c.q. ontwikkeling zie je dan ook continu links en rechts voorbij komen, zodat van enige progressie onder de leden van deze groep en daarmee de groep als geheel vrijwel geen sprake is.
Bij de midden- en hogere klasse is dit verschijnsel ook herkenbaar alleen manifesteert het zich daar anders. Omdat er op dit niveau wel kansen worden geboden en zich er dus ook wel mogelijkheden voordoen tot enige verbetering, is hier wel een zekere, het zij geringe, vorm van ambitie te bespeuren. Het nadeel is echter dat deze ambitie vaak niet verder reikt dan slechts het vergaren van materiële rijkdom en de daarmee gepaard gaande sociale status. En omdat de sociaal maatschappelijke focus dus daarop gericht is kan de zgn. happy few haar lol niet op. Wie geld heeft dicteert. Wat resulteert in een decadente gemeenschap die Rio en zichzelf gemakshalve ziet als het centrum van het universum en zich wentelt in kortzichtige in zichzelf gekeerde materialistische betrekkelijkheid.


Provincie dorpje 
Amerika, en met name de steden Miami en LA, is het grote voorbeeld waar de Braziliaanse middenklasse in hordes achterna rent. Terwijl de historische binnenstad van Rio langzaam verpaupert, schieten elders de appartementencomplexen als paddestoelen uit de grond. Dit nieuwe Rio, volledig naar Amerikaans model en daarom ook wel trots het Miami van Rio genoemd, wordt door velen gezien als het ultieme woongenot. Lange geasfalteerde wegen, het ene zwaar beveiligde appartementencomplex na het andere, geen voetganger op straat en met als klap op de vuurpijl enkele shoppingcentra waar volledig geairconditioned kan worden geshopt, gegeten en de bezoeker ook nog vermaakt wordt. Een zekere vorm van cultuurrelativisme lijkt onder deze groep van de bevolking wel erg rigoreus om zich heen te slaan.
Al met al heeft het iets van de bevolking van een uit zijn voegen gegroeid provincieplaatsje dat mede door de huidige globalisering opeens geconfronteerd wordt met de buitenwereld. Dit is ook te merken aan de conversatie met deze en gene. Zwijmelen ze eerst nog uitgebreid over Rio de mooiste stad, in het beste land, etc., vijf minuten later blijkt dat ze maar wat graag zouden vertrekken vanwege o.a. de corruptie (waar ze dan zelf wel weer volop aan deelnemen) en onveiligheid. Maar ja, dat lukt dan weer niet omdat ze stuk voor stuk last zouden krijgen van heimwee naar familie en vrienden. Een wat provinciaal spagaatje dus.
Al met al lijkt het mij een typisch geval van ‘de wet van de remmende voorsprong’. Rio de Janeiro, eens een Latijnse wereldstad zoals geen andere. Nu, mede door slecht bestuur en een decadente narcistische bevolking, slechts nog een schamele herinnering aan een eens zo bruisend verleden.


São Paulo 
Met een geschat inwonertal van zo’n 20 miljoen, één van de grootste steden ter wereld. Het financiële powerhouse van Brazilie en daarmee in feite van heel Latijns-Amerika. Zoals Buenos Aires ook wel doorgaat als het Parijs van Latijns-Amerika, zo is São Paulo de continentale evenknie van New York. Met een volledig dichtgemetselde skyline zo ver het oog rijkt, een ware concrete jungle. Deze stadsgigant ligt zo’n vierhonderd kilometer ten zuidwesten van Rio de Janeiro, en dat merk je. Hoe zuiderlijker je afzakt hoe geciviliseerder de dingen namelijk worden. Hier minder de latijnse ‘mañana’ (morgen) en meer de westerse ‘aanpakken’ mentaliteit, wat zoal resulteert in een beter draaiende economie, minder corruptie, meer werkgelegenheid, een goed onderhouden en schonere stad, betere scholing, minder geweld, kortom een beschaafder en efficiënter systeem. Eigenlijk best aardig als je bedenkt dat wat elders in Brazilie maar nergens lijkt te lukken, hier kennelijk dus wel kan. Hoezo geen kansen? Gewoon handen uit de mouwen en aanpakken. Zie hier het resultaat.

Ok, ok ik ben hier koud een week en daarom wellicht wat te voorbarig, maar geheel onwaar lijkt het mij allerminst. Of São Paulo, ook wel Sampa genoemd, voor mij zal doen wat ik verwacht dat het doet, zal ik jullie ter zijner tijd zeker laten weten.

Tot dan,