zondag 25 mei 2014

Interview Financiële Telegraaf

’In Nederland was ik nooit in vastgoed terecht gekomen, hier kan ik er induiken’

STENEN HUIS VOOR NIEUWE MIDDENKLASSE

NATAL - Bewoners van de favela’s, de roemruchte Braziliaanse sloppenwijken, kunnen hun eerste echte stenen rijtjeshuis kopen, mede dankzij de Nederlandse vastgoedondernemer Boudewijn Rooseboom (37). Met Stonerose Property ontwikkelt hij sociale woningbouwprojecten in Natal, in het noorden van het uitgestrekte Zuid-Amerikaanse land. Honderden woningen heeft het bedrijf fal gebouwd voor de opkomende middenklasse.

„Na negen jaar voelt dit land inmiddels als thuis, maar ik denk nog steeds niet als een Braziliaan. Als ik had geweten welke tropenjaren mij te wachten stonden, was ik er nooit aan begonnen”, zegt Rooseboom met een lach.

Verwacht van hem geen hosannaverhalen over zakendoen in Brazilië. „Zo eenvoudig is dat niet”, stelt de ondernemende Nederlander die steeds met een kritisch oog de ontwikkelingen in zijn tweede vaderland volgt. „Alles gaat hier anders dan wij gewend zijn. De Nederlandse maatschappij is behoorlijk transparant, wij vertrouwen in de basis elkaar. In Brazilië heerst echter een chronisch wantrouwen. Om zaken te kunnen doen, moet je die argwaan eerst wegnemen. Dat kost tijd. Veel tijd. Investeren in relaties is daarbij belangrijk.”


Hij vervolgt: „Als Nederlander kun je hier werkelijk knettergek worden. Dingen die bij ons in vijf minuten geregeld zijn, kunnen in Brazilië gerust een week in beslag nemen voordat het in orde is. Er wordt wel beweerd dat Brazilianen zo creatief zijn, maar dat is volgens mij vooral noodzaak, omdat ze voortdurend pleisters moeten plakken op problemen die in Nederland niet eens bestaan. Dit land is extreem bureaucratisch georganiseerd. Je moet voordurend schakelen, maar helaas schakel je veelal in z’n achteruit. Elke keer weer zak je door de bodem. Er is geen basis, geen vangnet en vaak ook geen informatie.”
Zelfs instanties als een bank zijn vaak moeilijk bereikbaar. „Om een voorbeeld te noemen: als ik een mailtje naar mijn bankmanager stuur, krijg ik geheid het bericht onmiddellijk terug, omdat de mailbox van de manager steevast vol zit. Ook hier is persoonlijk contact dan de oplossing. Facebookvrienden worden met de bankmanager helpt. Via het sociale netwerk krijg ik doorgaans namelijk wel meteen antwoord van hem op al mijn vragen.”

Bijna tien jaar geleden vertrok Rooseboom voor het eerst naar Brazilië. „Ik vond Nederland een beetje saai en te aangeharkt”, vertelt hij. „Ik hield veel van reizen, was al eens met de motor van Vuurland naar Alaska gereden, en het zonnige klimaat in Zuid-Amerika trok me wel aan. Via via kende ik iemand die bezig was een pousada, een hotel op te richten. Die vroeg of ik kon helpen. Dat leek me wel wat.”
Tien maanden werkte hij in het hotel in Fortalezza. „Eenvoudig was het niet”, geeft Rooseboom toe. „Ik sprak de taal niet, had geen financiële middelen, kende er verder niemand. Dat had ik behoorlijk onderschat. Bovendien vond ik het werk, dat voortdurend uit problemen oplossen bestond, te beperkt en eentonig. Ik wilde wat anders en ben naar Rio de Janeiro vertrokken. In een natuurpark nabij Rio heb ik vanuit het niets een pizzeria opgebouwd.”

Net toen zijn zaak na anderhalf jaar hard werken goed begon te lopen, werd hij overvallen. „Het was een gewapende overval, heel heftig, waarbij ook een klant om het leven kwam. Later bleek het dat de daders het vooral op hem gemunt hadden en niet zozeer op mij, maar goed, ik vroeg me wel af: Wat doe ik hier? Uiteindelijk heb ik het restaurant verkocht en ben ik in de consultancy business terecht gekomen. Ik heb een economische achtergrond en Brazilië was helemaal hot onder investeerders en ondernemers. Via het bedrijf Access Latin America begeleidde ik bedrijven en ondernemers die de Braziliaanse markt wilden betreden. Zo ben ik onder meer een tijd actief geweest voor een Russische bedrijf dat hijskranen exporteerde naar Brazilië.”

„Maar het diplomatieke spel dat consultancy ook is, is mij niet op het lijf geschreven. Ik ben veel meer ondernemer dan dat ik goed handjes kan schudden en kaartjes uitdelen. Uiteindelijk kwam ik via een groep investeerders in contact met vastgoed. Ik wist helemaal niets van vastgoed. Maar – en dat is het mooie van Brazilië – in dit land is alles nog vrij en onontgonnen en dat schept mogelijkheden. In Nederland was ik nooit in de vastgoedwereld terecht gekomen, hier kon ik er helemaal induiken.”

Samen met een ingenieur uit Natal, die al aan het bouwen was, stapte Rooseboom in het ’Minha Casa, Minha Vida’ (mijn huis, mijn leven) programma van de Braziliaanse overheid. „Met dit project wordt de lage middenklasse aan een eerste huis geholpen”, legt de Nederlander uit. „Mijn compagnon wist hoe je een huis moest bouwen, ik beheerde de financiën. Twee jaar geleden zijn we echter – zonder ruzie – uit elkaar gegaan. In het aannemersbedrijf Tecnofab heb ik opnieuw een goede partner geworden. Ook met hen kan ik lezen en schrijven.”

Dat zijn bedrijf een sociale component heeft, omdat het uitsluitend huizen bouwt voor mensen die zich opgewerkt hebben uit de sloppenwijken, doet hem goed. Maar het is niet de belangrijkste drijfveer voor Rooseboom, zegt hij eerlijk. „Ik kan niet ontkennen dat ik en ook mijn investeerders eerst kijken naar het rendement. Het draait toch om de centjes. Zelf heb ik ook niet de financiële middelen om filantropisch aan de slag te gaan. Niettemin ben ik er trots op dat we goede huizen bouwen, geen rommel. Al is het moeilijk om in Brazilië goede vakmensen, zoals schilders, te vinden. Personeel is hier nog niet op kwaliteit gericht. Als aannemer moet je er echt bovenop zitten.”

„Wij bouwen nu nog kleinschalige projecten van steeds 25 tot 50 huizen. Doorgaans geschakelde rijtjeswoningen. Heel eenvoudig en conventioneel. Het zou mooi zijn als we over een aantal jaar ook flats met 500 appartementen kunnen realiseren, buiten het overheidsprogramma om”, zegt Rooseboom. „Hoewel met name in de grote steden de huizenmarkt mijns inziens de afgelopen jaren wel wat verhit is geraakt, is van een huizenbubbel in Brazilië absoluut nog geen sprake. De huizenmarkt bedraagt nog geen 10% van het bbp. De komende vijftien jaar kan er nog zonder problemen gebouwd worden.”

Zijn bedrijf, dat een jaaromzet heeft van ± 4,5 miljoen real, keert zijn veelal Nederlandse investeerders inmiddels een mooi rendement uit. „Niet minder dan 15% per jaar. Dat percentage krijg je in Europa, sinds de crisis uitbrak, weinig meer.” Rooseboom komt zelf niet vaak op de bouwplaats. „Ik richt me nu vooral op het aantrekken van nieuwe investeerders. Daarom reis ik ook vaker naar Europa. Dat bevalt me goed. Mijn ideaal is om de ene helft van het jaar in Nederland, de andere in Brazilië te zijn. Die afwisseling is goed voor me. Want in Brazilië alleen blijf ik stilstaan. Niet wat werk betreft, maar qua persoonlijke ontwikkeling.”