maandag 21 januari 2008

Zo dat zit erop

Twee hele jaren 
Twee jaar, twee hele jaren ben ik hier in Rio de Janeiro aan het ploeteren geweest om mijn hoofd boven water te houden. Verdronken ben ik zeker niet, maar toch heb ik mijn haren ook niet geheel droog kunnen houden. Zat ik zo nu en dan eindelijk relatief veilig op de oever, en hopla, dan gebeurde er weer het een of ander zodat ik weer languit in het water lag te spartelen.
Nu is het dan echt mooi geweest en sluit ik het geheel af met een glimlach om het vol goede moed in São Paulo nog eens te proberen. Dat wil zeggen, ik wil mijn bestaan in Brazilië nog zeker wel een kans geven, maar de restaurantbusiness zal ik niet snel weer opzoeken. Neen, zo weinig winstgevend als de afgelopen twee jaren zijn geweest, zo leerzaam waren ze wel. In die zin zelfs bijzonder lucratief. Wat ik allemaal wel niet voorbij heb zien komen aan klanten, leveranciers, muzikanten, medewerkers, praatjesmakers, huisgenoten, oplichters, rovers, buitenlanders, wanbetalers, behulpzamen en hulpbehoevenden, etc., al met al een bijzonder kleurrijk geheel.


Vergane glorie
Rio de Janeiro, een stad die, zeker buiten Brazilie, bij velen een exotische zweem van zon, zee en strand oproept. Een bruisende strandmetropool welke bekend staat om het jaarlijkse carnaval met haar schaarsgeklede defilerende dames, het beroemde Copacabana-strand waar de gekoelde cocosnoten rechtstreeks uit de hemel lijken te vallen, waar niemand werkt, de temperatuur altijd zomers is en waar de bevolking vrolijk dansend over straat gaat.
In de gemiddelde vakantiefolder houdt dit beeld doorgaans wel stand, maar hoe anders kan het soms zijn als je, zoals ik, enige tijd in de stad gewoond en gewerkt hebt. Dan blijkt dat Rio een stad is die nog zwaar leunt op de successen uit haar verleden. Het wereldberoemde liedje ‘the girl from Ipanema’ dateert inmiddels toch alweer van zo’n 45 jaar geleden. En van een enigszins cosmopolitisch niveau van Rio, eens de hoofdstad van Brazilië, is eigenlijk niet meer te spreken. De Copacabana is leuk, maar we kunnen toch moeilijk zeggen dat we het hier hebben over een strandboulevard van wereldse allure. Afgezien van een schitterend wit strand ligt het geheel er een beetje beteuterd bij. De hotels lijken, zowel van binnen als van buiten, stuk voor stuk rechtstreeks uit de jaren zeventig te komen en zijn nodig toe aan een grondige restauratiebeurt. De restaurants en barretjes ontbreekt het aan elke vorm van creativitiet en zijn met hun neonreclames en de wat eentonig gestandariseerde menukaarten, enkele uitzonderingen daargelaten, vrijwel allen exacte kopien van elkaar. En ook het toch wat troosteloze aanzicht van de hordes daklozen en straatprostituees, die uit alle windstreken van het land hier hun heil komen zoeken, is iets wat zich misschien niet zo best meer leent voor wat moet doorgaan als het visite kaartje van Brazilie. Vergane glorie lijkt hier de gepaste term.


Carnaval
Een beetje zichzelf respecterende Carioca (persoon uit Rio) zorgt dat ‘ie, wanneer hij of zij het zich kan permiteren, met carnaval vooral niet in Rio is. De stad wordt dan werkelijk bezet door een buitenlandse invasie van jolige alleenstaande, meestal niet al te hoog opgeleide, mannen opzoek naar vermaak. Dat Rio hier dankbaar gebruik van maakt is natuurlijk logisch. Er is tegen een redelijke prijs geen hotelkamer meer te krijgen en de restaurants, terrassen en stranden puilen uit. Overal worden uit naam van het carnaval feesten gegeven waarbij entree prijzen van rond de honderd euro beslist niet exceptioneel zijn. En waar is al die commotie nu werkelijk om te doen?
Wat de buitenstaander zoal van het carnaval mee krijgt en wat dit spectakel internationaal zoveel aanzien verschaft, zijn slechts de parades die zich in alle beslotenheid van het speciaal daarvoor gebouwde Sambodromo afspelen. Hier krijgt de Braziliaanse onderklasse eenmaal per jaar de kans om, middels een kleurrijk versierde optocht, letterlijk en figuurlijk van zich te laten horen. Toegangs tickets worden gretig doorverkocht, voor niet zelden wel tien maal de waarde, aan onwetende touristen en zijn voor de gewone man dus niet meer te betalen. Ik ken overigens ook vele locale Brazilianen die er uberhaupt weinig plezier in scheppen zich hutjemutje op te stapelen om een stoed gillende hotemetoten voorbij te zien komen. Tuurlijk, je moet het een keer gezien hebben, maar dat is het dan ook. In Nederland vinden we al dat gedoe onder de rivieren, waarbij volwassen mensen zich als een hofnar verkleden en zich vervolgens enkele dagen volledig laten vol lopen, toch eigenlijk ook niet helemaal normaal. En ook het musicale kaliber laat zich tekstueel en qua diversitiet vrij gemakkelijk vergelijken met haar Nederlandse tegenhanger. Het tromgeroffel is explosief, indrukwekkend en zeker ook ritmisch te noemen, maar het gaat vanwege gebrek aan diversiteit en de constante herhaling (elk liedje wordt 45 minuten, jawel 45 minuten! herhaald) al snel vervelen.
En verder. Verder is het natuurlijk niet meer dan een volksfeest dat dient als excuus zodat men zich ongegeneerd te buiten kan gaan aan drinken en feesten. Ik ben dit jaar dus zeker weer van de partij.


Vrolijk
Zijn de carioca’s nu echt zoveel vrolijker of zijn ze gewoon beter in net doen alsof. Dat laatste is zeker het geval, en wat betreft het eerste. Tja, de lagere midden- en onderklasse heeft zich, vanwege de dagelijkse ophoping van problemen en troosteloze vooruitzichten, inderdaad een soort schild van vrolijkheid aangemeten. Dat wil zeggen dat deze mensen inderdaad de kunst verstaan vrolijk (wat nog iets anders is dan gelukkig) te zijn zonder dat daar enige aanwijsbare aanleiding voor is. Sterker nog, men is vrolijk terwijl daar in feite, gezien de omstandigheden, juist geen enkele aanleiding voor aanwezig lijkt. Het is een cultureel ingeburgerde houding van hen die ondanks alle dagelijkse misere, en of ze nu willen of niet, toch gewoon verder moeten in het bestaan. Op zich is dit natuurlijk heel efficiënt en zelfs knap te noemen, maar er kleven wel degelijk ook nadelen aan. Zo ontneemt het de belijders in veel gevallen het laatste restje aan behoefte om te proberen er nog wat van te maken. Ze zijn tenslotte toch wel tevreden. En dat gebrek aan, of zelfs volledige afwezigheid van, behoefte tot vooruitgang c.q. ontwikkeling zie je dan ook continu links en rechts voorbij komen, zodat van enige progressie onder de leden van deze groep en daarmee de groep als geheel vrijwel geen sprake is.
Bij de midden- en hogere klasse is dit verschijnsel ook herkenbaar alleen manifesteert het zich daar anders. Omdat er op dit niveau wel kansen worden geboden en zich er dus ook wel mogelijkheden voordoen tot enige verbetering, is hier wel een zekere, het zij geringe, vorm van ambitie te bespeuren. Het nadeel is echter dat deze ambitie vaak niet verder reikt dan slechts het vergaren van materiële rijkdom en de daarmee gepaard gaande sociale status. En omdat de sociaal maatschappelijke focus dus daarop gericht is kan de zgn. happy few haar lol niet op. Wie geld heeft dicteert. Wat resulteert in een decadente gemeenschap die Rio en zichzelf gemakshalve ziet als het centrum van het universum en zich wentelt in kortzichtige in zichzelf gekeerde materialistische betrekkelijkheid.


Provincie dorpje 
Amerika, en met name de steden Miami en LA, is het grote voorbeeld waar de Braziliaanse middenklasse in hordes achterna rent. Terwijl de historische binnenstad van Rio langzaam verpaupert, schieten elders de appartementencomplexen als paddestoelen uit de grond. Dit nieuwe Rio, volledig naar Amerikaans model en daarom ook wel trots het Miami van Rio genoemd, wordt door velen gezien als het ultieme woongenot. Lange geasfalteerde wegen, het ene zwaar beveiligde appartementencomplex na het andere, geen voetganger op straat en met als klap op de vuurpijl enkele shoppingcentra waar volledig geairconditioned kan worden geshopt, gegeten en de bezoeker ook nog vermaakt wordt. Een zekere vorm van cultuurrelativisme lijkt onder deze groep van de bevolking wel erg rigoreus om zich heen te slaan.
Al met al heeft het iets van de bevolking van een uit zijn voegen gegroeid provincieplaatsje dat mede door de huidige globalisering opeens geconfronteerd wordt met de buitenwereld. Dit is ook te merken aan de conversatie met deze en gene. Zwijmelen ze eerst nog uitgebreid over Rio de mooiste stad, in het beste land, etc., vijf minuten later blijkt dat ze maar wat graag zouden vertrekken vanwege o.a. de corruptie (waar ze dan zelf wel weer volop aan deelnemen) en onveiligheid. Maar ja, dat lukt dan weer niet omdat ze stuk voor stuk last zouden krijgen van heimwee naar familie en vrienden. Een wat provinciaal spagaatje dus.
Al met al lijkt het mij een typisch geval van ‘de wet van de remmende voorsprong’. Rio de Janeiro, eens een Latijnse wereldstad zoals geen andere. Nu, mede door slecht bestuur en een decadente narcistische bevolking, slechts nog een schamele herinnering aan een eens zo bruisend verleden.


São Paulo 
Met een geschat inwonertal van zo’n 20 miljoen, één van de grootste steden ter wereld. Het financiële powerhouse van Brazilie en daarmee in feite van heel Latijns-Amerika. Zoals Buenos Aires ook wel doorgaat als het Parijs van Latijns-Amerika, zo is São Paulo de continentale evenknie van New York. Met een volledig dichtgemetselde skyline zo ver het oog rijkt, een ware concrete jungle. Deze stadsgigant ligt zo’n vierhonderd kilometer ten zuidwesten van Rio de Janeiro, en dat merk je. Hoe zuiderlijker je afzakt hoe geciviliseerder de dingen namelijk worden. Hier minder de latijnse ‘mañana’ (morgen) en meer de westerse ‘aanpakken’ mentaliteit, wat zoal resulteert in een beter draaiende economie, minder corruptie, meer werkgelegenheid, een goed onderhouden en schonere stad, betere scholing, minder geweld, kortom een beschaafder en efficiënter systeem. Eigenlijk best aardig als je bedenkt dat wat elders in Brazilie maar nergens lijkt te lukken, hier kennelijk dus wel kan. Hoezo geen kansen? Gewoon handen uit de mouwen en aanpakken. Zie hier het resultaat.

Ok, ok ik ben hier koud een week en daarom wellicht wat te voorbarig, maar geheel onwaar lijkt het mij allerminst. Of São Paulo, ook wel Sampa genoemd, voor mij zal doen wat ik verwacht dat het doet, zal ik jullie ter zijner tijd zeker laten weten.

Tot dan,

2 opmerkingen:

Anoniem zei

Hahaha! Ik heb geweldig gelachen! Maar... het best zijn je bespiegelingen van het kleine: het verhaal over de lampen was gewoonweg briljant, en zeer, zeer, zeer herkenbaar voor een doorgewinterde Brazilië-veteraan (niet geheel toevallig gebruik ik hier oorlogsterminologie). Ik ben benieuwd naar het volgende Sampa-verhaal... je bent uit het Noordoosten gekomen en had daarbij je hoop gevestigd op Rio, vanuit Rio ben je, eveneens hoopvol, naar São Paulo vertrokken... Het zal toch niet zo zijn dat je langzamerhand afdrijft en, bij wijze van eind goed, al goed en: zoals het klokje thuis tikt, weer

Anoniem zei

... (deel 2) op de kust van onze Noordzeestranden komt aandrijven?



Abraço e até!

Mark